SLOM-melkquota; intrekking toegewezen quotum
Samenvatting
Bespreking van een beroepsprocedure, waarin een SLOM-producent beroep heeft aangetekend tegen de vervallenverklaring door LNV van het toegekend SLOM-melkquotum.
Tekst
Vóór de invoering van de melkquotering in 1984 gold de regeling ‘Staking van de levering van melk en zuivelprodukten en omschakeling van het melkveebestand’, de ‘SLOM-regeling’.
Deelname aan deze regeling betekende voor de melkveehouder, dat hij de melkproductie moest staken, het melkvee moest opruimen en een aantal jaren geen melk meer mocht leveren. Daartegenover stond een door de overheid toegekende vergoeding.
Aan deze ‘SLOM-boeren’ werd in 1984 door de overheid geen melkquotum toegekend aangezien zij in 1983 geen melk hadden geproduceerd (op grond van de SLOM-overeenkomst).
Het EG Hof van Justitie honoreerde later de stelling van de SLOM-boeren dat ook zij in aanmerking moesten komen voor toewijzing van melkquotum.
In de Beschikking superheffing SLOM-deelnemers (BSD) werd een en ander nader geregeld. Op grond van de BSD werd aan SLOM-deelnemers een voorlopige toewijzing van melkquotum verleend.
Definitieve toewijzing zou alleen plaatsvinden indien de producent in de in de BSD genoemde perioden de melkleverantie daadwerkelijk zou hebben hervat en daarin gedurende 12 maanden minstens 80% van het toegekende quotum zou hebben geproduceerd.
Volgens het ministerie van Landbouw Natuurbeheer en Visserij (LNV) was van daadwerkelijke hervatting slechts sprake indien de SLOM-boer zelfstandig voor eigen rekening en risico de levering had hervat vanaf het bedrijf, waarop de SLOM-overeenkomst betrekking had.
Aan SLOM-boer A werd op 3 augustus 1993 een definitief SLOM-quotum toegekend van 101222 kg.
De Algemene Inspectie…