Naar de inhoud

Statutaire beperkingen van de overdraagbaarheid van aandelen op maat: op grond van art. 2:195 lid 4 BW en/of art. 2:192 lid 1 BW?

Inleiding

Een van de doelstellingen van de Wet Flex-bv1 was om meer vrijheid van inrichting te creëren bij het vormgeven aan het besloten karakter van een bv. In dat kader is niet alleen art. 2:195 BW2 aangepast en verduidelijkt, maar ook art. 2:192 BW. De art. 2:195 en 2:192 BW hebben met elkaar gemeen dat zij als basis kunnen dienen voor statutaire bepalingen omtrent de overdraagbaarheid van aandelen en op die wijze vorm kunnen geven aan het besloten karakter van een bv.3

De art. 2:192 en 2:195 BW bieden de aandeelhouders een breed scala aan mogelijkheden om de overdraagbaarheid van aandelen statutair te beperken. Wordt gebruik gemaakt van de geboden inrichtingsvrijheid dan kan de notariële praktijk te maken krijgen met vragen die voor 1 oktober 2012 niet aan de orde waren. Bijvoorbeeld: als de aandeelhouders een aanbiedingsregeling of goedkeuringsregeling in de statuten willen opnemen, is daarmee dan het rechtsgevolg gegeven, in die zin dat een overdracht in strijd met deze aanbiedingsregeling respectievelijk goedkeuringsregeling ongeldig is? Of kunnen

de aandeelhouders ook kiezen voor een statutaire aanbiedings- of goedkeuringsregeling zónder goederenrechtelijke werking? Een ander voorbeeld: kunnen de aandeelhouders aan een bepaling die op het eerste gezicht kwalificeert als een art. 2:192 BW-verplichting (ook) goederenrechtelijke werking toekennen? En een vraag die verband houdt met laatstbedoeld voorbeeld: als een (kwaliteits)eis in de statuten wordt opgenomen is daarmee dan (ook) geregeld dat een overdracht van aandelen aan een verkrijger die niet voldoet aan die kwaliteitseis ongeldig is?

Door de aanpassingen in…