Successiewet 1956 vanaf 2010 Art. 21
Art. 21 bevat naast een algemeen waarderingsvoorschrift voor verkrijgingen krachtens erfrecht of schenking ook specifieke waarderingsvoorschriften. Hoofdregel is dat verkrijgingen worden gewaardeerd naar de waarde in het economische verkeer op het tijdstip van de verkrijging. Uitzonderingen op deze hoofdregel zijn opgenomen in lid 2, 3, en 5 t/m 14. Het betreft de verkrijging door de bezwaarde bij een tweetrapsmaking (lid 2), effecten die zijn opgenomen in een prijscourant (lid 3), woningen (lid 5 t/m 10), het recht van vruchtgebruik en periodieke uitkeringen (lid 11 en 14), goederen die tot een eenheid behoren (lid 12), ondernemingsvermogen (lid 13) en geldvorderingen als bedoeld in art. 4:13 BW en art. 4:80, lid 1, BW (wettelijke verdeling en legitieme) (lid 15).
Lid 4 vormt een uitzondering op de hoofdregel dat de waarde van een verkrijging moet worden bepaald op het tijdstip van de verkrijging. Het betreft verkrijgingen door het in vervulling gaan van een opschortende voorwaarde welke zich aansluit bij de ontbindende voorwaarde van het overlijden van een eerdere verkrijger (tweetrapsmakingen). Die verkrijgingen moeten worden gewaardeerd op het tijdstip waarop het genot voor de verwachter aanvangt.
-
1. Art. 21, lid 1 (Martens)
-
1.1. Tijdstip van de verkrijging
-
1.2. Begrip waarde in het economische verkeer
-
1.3. Bijzondere waarderingsregels
-
1.4. Onroerende zaken, niet zijnde woningen
-
1.5. Woningen
-
1.6. Landgoederen
-
1.7. Vorderingen
-
1.8. Verzekeringsuitkeringen
-
-
2. Art. 21, lid…