Naar de inhoud

Successiewet 1956 vanaf 2010 Art. 9

Art. 9 ziet op rentevergoedingen van meer dan 6% samengesteld over geldvorderingen krachtens erfrecht. De bovenmatige rente (de rente boven 6% samengesteld) wordt bij het overlijden van de eerststervende echtgenoot niet in aanmerking genomen. Bij eerdere aflossing of op het moment van overlijden van de langstlevende echtgenoot, wordt de bovenmatige rente als fictieve verkrijging krachtens schenking of erfrecht van de langstlevende echtgenoot in aanmerking genomen.

  • 1. Waardering geldvorderingen krachtens erfrecht (art. 9, lid 1)

    • 1.1. Algemeen

  • 2. Bovenmatige rente aan te merken als verkrijging krachtens schenking (art. 9, lid 2)

  • 3. Bovenmatige rente aan te merken als verkrijging krachtens erfrecht (art. 9, lid 2)

  • 4. Uitoefening van het wilsrecht in art. 4:19 óf 4:21 BW (art. 9, lid 3) 

  • 5. Goedkeurend beleid

1.1. Algemeen

Art. 9 bevat per 1 januari 2010 een fictiebepaling met betrekking tot bovenmatige rentevergoedingen over geldvorderingen die krachtens erfrecht zijn verkregen. Als bovenmatige rente wordt aangemerkt de verschuldigde rente over onderbedelingsvorderingen voor zover deze meer bedraagt dan 6% samengesteld. Het betreft hier het rentepercentage zoals bedoeld in art. 21, lid 13.
 

Een rente over een onderbedelingsvordering vloeit veelal voort uit:

  • een wettelijke verdeling;

  • een ouderlijke boedelverdeling; en

  • een keuzelegaattestament tegen inbreng van waarde van de door de langstlevende echtgenoot gekozen goederen.

De bovenmatige rente wordt bij het overlijden van de eerststervende echtgenoot niet in aanmerking genomen, zodat de geldvorderingen op grond van lid 1 in aanmerking worden genomen voor ten hoogste de nominale waarde.

Het doel…