Termijnen voor naheffing van overdrachtsbelasting en navordering van schenk- en erfbelasting
Samenvatting
De termijnen voor naheffing van de overdrachtsbelasting en voor navordering van de erfbelasting en de schenkbelasting lopen nogal uiteen. In deze beschouwing zet ik de termijnen weer eens op een rij, zulks naar aanleiding van een uitspraak van de Rechtbank Den Haag van 26 november 2009, nr. AWB 08/3773, LJN BN9413.
Tekst
Termijnen voor naheffing van overdrachtsbelasting
De termijn voor naheffing van overdrachtsbelasting is opgenomen in artikel 20, leden 3 en 4 AWR. Ingevolge deze bepalingen vervalt de mogelijkheid tot naheffing na verloop van vijf jaren na het einde van het kalenderjaar waarin de belastingschuld is ontstaan of de teruggaaf is verleend, met dien verstande dat een termijn van twaalf jaren geldt als de naheffing betrekking heeft op een verkrijging van economische eigendom van onroerende zaken of van rechten waaraan deze zijn onderworpen. Naheffing vindt uiteraard niet plaats als de verkrijging is vrijgesteld. Wordt alsnog overdrachtsbelasting verschuldigd als gevolg van het niet voldoen aan de voorwaarden voor een vrijstelling, dan begint de termijn voor naheffing pas te lopen in het jaar waarin de belastingschuld als gevolg van het niet voldoen aan de voorwaarden ontstaat. In het door de Rechtbank Den Haag berechte geval had belanghebbende X BV op 20 december 2000 in het kader van een interne reorganisatie een onroerend goed verkregen en daarbij een geslaagd beroep gedaan op de vrijstelling van overdrachtsbelasting in artikel 15, lid 1, onder h WBR. Deze overdrachtsbelasting werd op basis van artikel 5b, lid 3 Uitv. besl. WBR alsnog verschuldigd toen X BV per 17 september 2002 niet meer aan de concernvoorwaarde voldeed. Aangezien dat het moment was waarop overdrachtsbelasting verschuldigd werd, begon de naheffingstermijn…