Naar de inhoud

Uitoefening van aan verpande aandelen verbonden stemrechten: binnen of buiten vergadering?

1. Inleiding

Bij de vestiging van pandrechten op aandelen in besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid wordt doorgaans bepaald dat de aan de verpande aandelen verbonden stemrechten, al dan niet onder opschortende voorwaarde, aan de pandhouder toekomen.2 Zulks is op grond van art. 2:198 BW mogelijk en biedt de pandhouder extra bescherming dat een pandrecht op aandelen an sich niet biedt. Zo kan een pandhouder met stemrecht in geval van executie of een herstructurering de stemrechten gebruiken om bijvoorbeeld een zich niet constructief opstellend bestuur te vervangen voor een bestuur dat wél meewerkt en dat wél de belangen van de pandhouder in acht neemt (art. 2:244 BW). Daarnaast kan een pandhouder met stemrecht, hoewel de meningen daar over verdeeld zijn,3 de stemrechten aanwenden in het kader van een loan-to-own strategie door binnen bepaalde grenzen, via een zelfgekozen bestuur, een onderhandse verkoop van enkele aan de vennootschap toebehorende activa aan zichzelf te bewerkstelligen.4

Over de vraag wat de bevoegdheden van een pandhouder met stemrecht binnen de grenzen van de wet zijn, is het nodige geschreven.5 In deze bijdrage zal ik op die discussie niet verder ingaan. In deze bijdrage zal ik enkel stilstaan bij een vraag die in de literatuur (en de praktijk) minder aandacht geniet, namelijk de vraag naar hoe een pandhouder met stemrecht daadwerkelijk gebruik kan maken van zijn of haar stemrechten. Deze vraag naar de wijze waarop een pandhouder met stemrecht besluiten kan nemen, is niet van ondergeschikt belang. Zonder een formele mogelijkheid om stemrechten te kunnen uitoefenen en besluiten te kunnen nemen heeft een pandhouder met stemrecht immers…