Uitsluiting van verrekening van reeds vastgesteld verlies is in strijd met art. 1 EP (bij het EVRM)
Samenvatting
Belanghebbende exploiteerde tot 15 februari 2002 een tuincentrum en hoveniersbedrijf. Op 15 februari 2002 is belanghebbende onteigend en zijn de opstallen van zijn tuincentrum gesloopt. Op 23 juli 2003 is hij failliet verklaard. Belanghebbende beschikt eind 2002 over een bij beschikking vastgesteld verlies ad € 135.524. De inspecteur heeft bij het vaststellen van de aanslag IB/PVV 2012 en bijdrage Zvw 2012 geen rekening gehouden met de tot en met 2002 geleden verliezen.
Het geschil in cassatie betreft de vraag of de (met materieel terugwerkende kracht ingevoerde) beperking van de mogelijkheid ondernemingsverliezen voorwaarts te verrekenen in strijd is met art. 1 EP (bij het EVRM).
Naar het oordeel van de rechtbank was geen sprake van strijd met art. 1 EP (bij het EVRM), omdat de wetgever binnen zijn ruime beoordelingsmarge is gebleven. Hof Den Bosch 18 augustus 2016, nr. 15/01165 NTFR 2016/2969, heeft dit oordeel overgenomen.
A-G Niessen is van mening dat er sprake is van eigendom. Op het moment dat het verlies van belanghebbende bij beschikking werd vastgesteld, stond naar toenmalig recht vast dat het verlies kon worden verrekend met uit de betreffende onderneming te verkrijgen winst. De advocaat-generaal betoogt dat belanghebbende een legitieme verwachting heeft en het recht economische waarde behelst.
Het doel van de beperking van de termijn voor voorwaartse verliesverrekeningstermijn was om een tariefverlaging mogelijk te maken. Dit doel en de daarmee samenhangende verbetering van het vestigingsklimaat zijn van budgettaire aard en zijn niet een valabel argument tegenover de extra last voor de belanghebbende. Niet is gebleken dat er dwingende redenen zijn voor de aantasting…