Vaste inrichting
Steeds meer bedrijven zijn internationaal actief. Als een Nederlandse onderneming een deel van haar activiteiten in het buitenland verricht, kan sprake zijn van een buitenlandse vaste inrichting. Zowel het buitenland als Nederland wil dan belasting heffen over de winst van die buitenlandse vestiging. Hierdoor kan dubbele belasting ontstaan dat door een belastingverdrag kan worden voorkomen.
De omgekeerde situatie bestaat uiteraard ook: een buitenlandse onderneming opent bijvoorbeeld een Nederlands filiaal. Nederland wenst dan belasting te heffen over de winsten van het Nederlandse filiaal van de buitenlandse onderneming.
Belastingverdrag
In een belastingverdrag wordt bepaald welk land belasting mag heffen over de winst van een onderneming. De Nederlandse belastingverdragen zijn meestal gebaseerd op het zogenoemde 'OESO-Modelverdrag'. In het OESO-Modelverdrag is bepaald dat alleen de staat waar de onderneming is gevestigd belasting mag heffen over de winsten van de onderneming. Een andere staat mag enkel belasting heffen over de ondernemingswinsten, indien deze worden behaald met een vaste inrichting die in die andere staat is gevestigd. Voor deze vaste inrichtingswinsten moet de oorspronkelijke vestigingsstaat dan terugtreden en voorkoming van dubbele belasting geven.
Voorwaarden vaste inrichting
Wanneer heeft een onderneming nu een vaste inrichting in een andere staat? Drie elementen zijn van belang:
-
er is een (bedrijfs)inrichting;
-
de bedrijfsinrichting is vast (geografisch en naar tijd);
-
(een deel van) de werkzaamheden van een onderneming wordt door middel van deze vaste inrichting uitgevoerd.
Een winkel of werkplaats zal zonder twijfel steeds aan deze voorwaarden voldoen. Lastiger is de volgende situatie: een Nederlands architectenbureau gaat activiteiten verrichten in Spanje. Een aantal werknemers verblijft voor langere tijd in een Spaans hotel. …