Veehandelregeling leidt niet tot vrijstelling van omzetbelasting bij intracommunautaire verwervingen
Samenvatting
Belanghebbende drijft een veehandelsbedrijf in Nederland en Duitsland. Vanuit zijn bedrijf in Duitsland wordt vee naar zijn bedrijf in Nederland vervoerd. Belanghebbende verricht een intracommunautaire verwerving. In beginsel wordt belanghebbende op normale wijze in de heffing betrokken. Als veehandelaar maakt hij gebruik van de veehandelregeling. Dit is een goedkeuringsregeling op grond waarvan belanghebbende geen belasting voldoet wegens de door hem verrichte leveringen van vee.
Rechtbank Leeuwarden is van oordeel dat belanghebbende geen recht heeft op een vrijstelling wegens de intracommunautaire verwerving. De veehandelregeling is namelijk een buitenwettelijke regeling, waartoe belastingplichtigen een verzoek moeten indienen en aan bepaalde voorwaarden moeten voldoen. Deze regeling kan niet aangemerkt worden als ‘een vrijstelling in Nederland’ in de zin van art. 17e Wet OB 1968 of als een vrijstelling in de zin van art. 140 Btw-richtlijn.
(Beroep ongegrond.)
Commentaar
Rechtbank Leeuwarden behandelt hier de reikwijdte van de in art. 17e, onderdeel a, Wet OB 1968 en art. 140, onderdeel a, Btw-richtlijn opgenomen vrijstelling voor intracommunautaire verwervingen van goederen uit andere lidstaten. Deze vrijstelling geldt, wanneer de levering van de goederen in het binnenland van de lidstaat in elk geval is vrijgesteld. Qua uitgangspunt lijkt deze vrijstelling een belaste verwerving te willen voorkomen in gevallen waarin in het binnenland de levering steeds is vrijgesteld, zonder dat sprake is van een beperking ten aanzien van de persoon die de levering verricht en de omstandigheden waaronder de levering wordt verricht. Een verwerving van goederen uit een andere lidstaat moet dan niet opeens wel een volle btw-druk laten ontstaan. Voorbeelden daarvan zijn de levering van menselijk bloed en organen…