Naar de inhoud

Vereenzelviging

Samenvatting

Bespreking van twee arresten van de Hoge Raad inzake vereenzelviging, dat dient te worden beschouwd als een buitenwettelijke vorm van doorbraak van aansprakelijkheid naast de wettelijke, namelijk die welke is gebaseerd op de onrechtmatige daad. Vereenzelviging speelt wanneer er sprake is van misbruik van 'identiteitsverschil tussen twee door dezelfde persoon beheerste rechtspersonen'. In casu was er sprake van misbruik van een handelsnaam. De handelsnaam is vatbaar voor overdracht, doch slechts in verbinding met de onderneming, die onder die naam wordt gedreven.

Tekst

Vereenzelviging

Het leerstuk van vereenzelviging geniet de laatste tijd veel aandacht in de literatuur (zie onder andere Mohr, WPNR 1996, nr 6243 en Bartman, WPNR 1996, nr 6248.

Een uitgebreider overzicht geeft de A-G Mok in zijn conclusie bij onderstaande arresten, alsmede in zijn conclusie voor het arrest Roco/Staat HR 3 november 1995, NJ 1996, 215 met noot J.M.M. Maeijer. Het gaat daarbij om de vraag of en, zo ja, wanneer en onder welke omstandigheden de Hoge Raad dit leerstuk zou moeten toepassen.

Vereenzelviging is te beschouwen als een buitenwettelijke vorm van doorbraak van aansprakelijkheid, naast de wettelijke, namelijk die welke is gebaseerd op de onrechtmatige daad, zie hierover JBN 1997, nr 90.

Vereenzelviging speelt wanneer sprake is van misbruik van het 'identiteitsverschil tussen twee door dezelfde persoon beheerste rechtspersonen', Krijger/Citco-arrest HR 9 juni 1995, NJ 1996, 213 besproken door Timmerman in TVVS 1996, bladzijde 136 e.v. Ook kan men aan vereenzelviging denken in gevallen waarin door gebruik van rechtspersonenrecht de toepasselijkheid van rechtsregels…