Verkrijging van aandelen door bevrijdende verjaring
Samenvatting
Op grond van artikel 3:105 lid 1 BW kunnen goederen door bevrijdende verjaring worden verkregen, als de rechtsvordering tot beëindiging van het bezit is verjaard. Welke betekenis heeft dit artikel voor het ‘bezit’ van aandelen op naam?
Tekst
1. Inleiding
Artikel 3:105 lid 1 BW regelt de verkrijgende verjaring door de extinctieve verjaring van de rechtsvordering strekkende tot beëindiging van het bezit. Deze rechtsvordering verjaart door verloop van twintig jaren (artikel 3:306 BW). Indien de vordering tot beëindiging van het bezit is verjaard, verkrijgt de bezitter het goed. Voor deze vorm van verkrijging door verjaring maakt het niet uit of het bezit te goeder trouw is of niet. Graag wil ik mij in deze bijdrage richten op de verkrijging van aandelen op naam in een naamloze of besloten vennootschap door bevrijdende verjaring.
2. Wet van 3 september 1992
Een jaar na de invoering van het nieuwe Burgerlijk Wetboek is op 1 januari 1993 boek 2 gewijzigd (Wet van 3 september 1992, Stb. 1992, 458), als gevolg waarvan voor de overdracht en uitgifte van aandelen op naam, alsmede de vestiging van en levering van een beperkt recht op zodanige aandelen, vanaf die datum vereist is een daartoe bestemde ten overstaan van een in Nederland standplaats hebbende notaris verleden akte waarbij de betrokkenen partij zijn (zie de artikelen 2:86 en 2:196 BW). Tot 1 januari 1993 kon een overdracht of uitgifte van aandelen ook bij onderhandse akte plaatsvinden. Om ter wille van de rechtszekerheid gebrekkige leveringen in het verleden te kunnen helen kent de wet een overgangsbepaling die inhoudt dat wanneer een…