Voor indienen nadere gronden dient rechtbank redelijke termijn te bieden
Samenvatting
Het bezwaar van belanghebbende tegen een ambtshalve opgelegde aanslag IB is niet-ontvankelijk verklaard vanwege termijnoverschrijding. Belanghebbende komt daartegen in beroep met grieven tegen de aanslag. De rechtbank stelt belanghebbende in de gelegenheid om binnen één week gronden aan te voeren tegen de niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar. Na tweeënhalve week dient belanghebbende de nadere gronden in. De rechtbank heeft het beroep kennelijk ongegrond verklaard. Ook het verzet daartegen is ongegrond verklaard omdat belanghebbende niet binnen de termijn van één week gronden heeft aangevoerd die zien op de niet-ontvankelijkverklaring. De Hoge Raad vernietigt deze uitspraak op verzet. De termijn van één week die de rechtbank heeft gesteld, is onredelijk kort. De rechtbank heeft daarom ten onrechte geen acht geslagen op de nadere gronden van belanghebbende.
Feiten
3.1. In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
3.1.1. Belanghebbendes hiervoor onder 1 bedoelde brief bevat de volgende passage: '1. Bijgaand maak ik namens belanghebbende bezwaar tegen voormelde aanslag inkomstenbelasting over het jaar 2001. De aanslag is ambtshalve opgelegd naar een inkomen van € 50.000 dit terwijl X over dat jaar geen inkomen heeft gehad en genoten. 2. X heeft geleefd van sponsorgelden en bevond zich in het buitenland (…). 3. De cijfers over 2001 sluit ik bij en ik verzoek u dan ook de aanslag over 2001 te verminderen tot op nihil.'
3.1.2. De Rechtbank heeft belanghebbende bij brief van 30 augustus 2007 in de gelegenheid gesteld om binnen één week gronden aan te voeren die betrekking hebben op de niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar.
3.…