Naar de inhoud

Voorziening voor negatieve waarde renteswap niet toegestaan

Samenvatting

Belanghebbende heeft bij de Rabobank diverse leningen afgesloten tegen een variabele rente. Belanghebbende is daarnaast met de Rabobank een renteswapovereenkomst aangegaan, welke inhoudt dat belanghebbende de Rabobank een vaste rente betaalt en de Rabobank belanghebbende een variabele rente. In de aangifte IB 2012 heeft belanghebbende een bedrag afgetrokken in verband met een negatieve waarde van de swap. De negatieve waarde komt doordat de variabele rente sinds het aangaan van de swapovereenkomst in waarde is gedaald. Belanghebbende moet hierdoor meer rente betalen dan zonder de overeenkomst. Het bedrag is als voorziening op de balans opgenomen en bestaat uit de contante waarde van het verschil tussen de vast en variabele rente. De rechtbank oordeelt dat het in aanmerking nemen van de negatieve waarde van de swap in strijd is met het goedkoopmansgebruik. Door het vormen van een voorziening worden de rentelasten in het onderhavige jaar in aanmerking genomen terwijl die betrekking hebben op toekomstige jaren.

(Beroep ongegrond.)

Commentaar

Belanghebbende had bij de Rabobank een financiering afgesloten voor een totaalbedrag van € 3.945.000. Belanghebbende was tevens een renteswap overeengekomen. In zijn VPB-aangifte had belanghebbende rekening gehouden met de negatieve waarde van deze renteswap. Eind 2014 heeft belanghebbende de renteswap afgekocht. De rechtbank stelt allereerst vast dat de negatieve waarde van de renteswap feitelijk correspondeert met de contante waarde van toekomstige (potentiële) rentelasten. Deze potentiële rentelast heeft dus betrekking op toekomstige jaren, waardoor het strijd zou zijn met goedkoopmansgebruik om deze eerder in aanmerking te nemen. Deze uitspraak is in mijn visie in lijn met een recente uitspraak van Hof Amsterdam 29 november 2016, nrs. 14/00388 t/…