Vrijstelling overdrachtsbelasting bij ruisende inbreng
Samenvatting
Ministerie van Financiën: Bij de ruisende inbreng in een BV is het crediteringsmaximum bij de vrijstelling van art. 15.1.e WBR verhoogd van 10% tot de extra lijfrentepremieaftrek (art. 45a lid 5 Wet IB).
Tekst
Vanwege het belang voor de notariële praktijk lijkt het de redactie een goede zaak dat de in FBN 1996, nr 47 aangekondigde versoepeling van de crediteringseis bij de vrijstelling van artikel 15.1.e WBR in geval van ruisende inbreng in een BV, integraal wordt opgenomen.
‘1. Artikel 15, eerste lid, onderdeel e, van de Wet op belastingen van rechtsverkeer stelt, in samenhang met artikel 5 van het Uitvoeringsbesluit belastingen van rechtsverkeer, de omzetting van een door een natuurlijk persoon gedreven onderneming in een naamloze of besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid tegen toekenning van aandelen vrij van overdrachtsbelasting.
2. Onder de toekenning van aandelen wordt ingevolge artikel 5, tweede lid, van het Uitvoeringsbesluit belastingen van rechtsverkeer begrepen het geval waarin naast de toekenning van aandelen tevens een bedrag in geld wordt betaald van ten hoogste 10 percent van de waarde van hetgeen op de aandelen is gestort, met dien verstande dat ingeval de omzetting plaatsvindt met toepassing van artikel 18 van de Wet op de inkomstenbelasting 1964, dit bedrag kan worden gesteld op het bedrag waarvoor de ondernemer op grond van de aan deze toepassing verbonden voorwaarden wordt gecrediteerd. 3. Mij is gebleken dat bij ruisende omzettingen waarbij de ondernemer door middel van aandelenbezit eigenaar van de onderneming blijft, onverkorte toepassing van het crediteringsmaximum van 10 percent onder omstandigheden tot gevolg heeft dat geen gebruik kan worden gemaakt van…