Naar de inhoud

Werkgeversaansprakelijkheid voor psychisch letsel op grond van art. 7:658 BW

Inleiding

Op 11 maart 2005 heeft de Hoge Raad in de zaak ABN AMRO/Nieuwenhuys1 geoordeeld dat art. 7:658 BW ook betrekking kan hebben op psychisch letsel en niet alleen op fysiek letsel.

Voorwaarden voor de toepassing van art. 7:658 BW op psychisch letsel zijn, aldus de Hoge Raad, dat een verplichting als bedoeld in dit artikel is geschonden én dat er causaal verband bestaat tussen de werkzaamheden en het psychisch letsel. Wanneer in het algemeen aan deze voorwaarden is voldaan, geeft de Hoge Raad in het arrest niet aan; wèl dat onvoldoende is komen vast te staan dat de psychische klachten van Nieuwenhuys het gevolg zijn van zijn werkzaamheden voor ABN AMRO. In dit artikel zullen deze twee vragen - wanneer is er sprake van een verplichting als bedoeld in art. 7:658 BW ter voorkoming van psychisch letsel en wanneer kan worden aangenomen dat er een causaal verband bestaat tussen letsel en werkzaamheden - nader worden besproken. Ook zal worden ingegaan op de problematiek van eigen schuld en verdeling van aansprakelijkheid. Alvorens daartoe over te gaan, zal eerst aandacht worden besteed aan de discussie die is beslecht in het arrest ABN AMRO/Nieuwenhuys, over de vraag of art. 7:658 BW überhaupt van toepassing kan zijn op psychisch letsel.

Toepassing van art. 7:658 BW; voorgeschiedenis en arrest Hoge Raad

Deze discussie is enkele jaren geleden ontstaan naar aanleiding van het arrest van de Hoge Raad in de zaak Chubb Lips/Jansen.2 In dat arrest overwoog de Hoge Raad dat op de voet van art. 7:658 BW geen vergoeding…