Naar de inhoud

Werkstaat Nederland moet in Schumacker-situaties negatieve inkomsten uit eigen woning in aanmerking nemen

Samenvatting

Renneberg is in december 1993 uit Nederland geëmigreerd naar België. In België bewoonde hij een eigen woning, die door hem in 1993 was gekocht en gefinancierd met een hypothecaire lening van een Nederlandse bank. Gedurende 1996 en 1997 was Renneberg werkzaam als ambtenaar bij de gemeente Maastricht. De Nederlandse Belastingdienst heeft voor de jaren 1996 en 1997 belastingaanslagen vastgesteld zonder rekening te houden met de negatieve inkomsten uit de eigen woning van Renneberg. De reden hiervoor is dat in het belastingverdrag ter voorkoming van dubbele belasting tussen Nederland en België is afgesproken dat inkomsten uit onroerende zaken mogen worden belast in het land waar de onroerende zaak is gelegen. De Nederlandse belastingdienst is derhalve van mening dat België het heffingsrecht heeft ten aanzien van de woning van Renneberg. Ook na bezwaar handhaaft de Belastingdienst de aanslagen. De zaak komt na verwerping van het beroep door Hof Den Bosch bij de Hoge Raad. Deze heeft het Hof van Justitie EG prejudiciële vragen gesteld. Het Hof van Justitie EG gaat ervan uit dat de economische activiteit van Renneberg niet onder art. 39, lid 4, EG (betrekking in overheidsdienst) valt. Voorts wijst het Hof van Justitie EG het argument van de hand dat het zou gaan om een zuiver interne situatie. Immers, iedere gemeenschapsburger die in een andere lidstaat dan zijn woonstaat een werkzaamheid in loondienst uitoefent, valt binnen de werkingssfeer van het gemeenschapsrecht ongeacht zijn woonplaats en zijn nationaliteit. Het Hof van Justitie EG stelt verder vast dat de weigering om Renneberg aftrek te verlenen niet het gevolg is van de keuze die in het Verdrag Nederland-België is gemaakt om de heffingsbevoegdheid voor inkomsten…