Naar de inhoud

Wet OB: verzamelbesluit inzake levering en verhuur van onroerende zaken

De staatssecretaris van Financiën heeft onlangs een besluit uitgebracht waarin alle bestaande besluiten over de omzetbelasting bij de levering en de verhuur van onroerende zaken zijn samengevoegd en geactualiseerd. Het nieuwe besluit bevat onder meer richtlijnen over de interpretatie van bepaalde BTW-begrippen zoals: onroerende zaak, gebouw, bestanddeel, zelfstandigheid van een gedeelte, eerste ingebruikneming, en bouwterrein als wordt gesloopt. Verder wordt de verleggingsregeling ingeval van executie toegelicht (artikel 24ba UBOB). Naast het voorgaande willen wij specifiek wijzen op de volgende onderdelen van het besluit.

Inperking van goedkeuring met betrekking tot de veilingregeling van artikel 3 lid 5 Wet OB
In artikel 3 lid 5 Wet OB is de zogenoemde veilingregeling opgenomen. Op grond hiervan worden goederen die over de veiling worden verhandeld geacht eerst door de verkoper aan de veilinghouder te zijn geleverd en vervolgens door de veilinghouder aan de koper. Voor onroerende zaken was in het besluit van 21 maart 1995, FBN 1995, nr 28 evenwel een goedkeuring opgenomen op grond waarvan de veilingregeling buiten toepassing bleef. Thans is deze goedkeuring ingeperkt tot de situatie waarin het aanbrengen bij veilingen van ‘nieuwe’ onroerende zaken leidt tot cumulatie van omzetbelasting. Volgens het besluit ontstaat deze situatie wanneer niet-ondernemers ‘nieuwe’ onroerende zaken aanbrengen bij veilingen, die vervolgens worden verkocht aan niet-ondernemers. Wij vragen ons af of de inperking van de goedkeuring onbedoelde gevolgen heeft voor de veilende notaris. In FBN 1991, nr 68 heeft Stubbé ervoor gepleit om de notaris buiten de veilingregeling te plaatsen onder meer omdat veiling van ‘oud’ onroerend goed mogelijk gevolgen heeft voor de aftrek van voorbelasting bij de notaris. Van de KNB hebben wij vernomen dat na de zomer een overleg zal plaatsvinden met het ministerie van Financiën over de knelpunten.

Optie voor BTW-heffing bij levering of verhuur van een gedeelte van een onroerende zaak
De staatssecretaris keurt goed dat de optie voor een BTW-belaste levering of verhuur ook mogelijk is voor een gedeelte van een onroerende zaak dat niet is te beschouwen als een zelfstandige onroerende zaak maar dat in economisch opzicht wel zelfstandig is te gebruiken of te exploiteren. Als voorbeeld noemt de staatssecretaris een unit in een kantoorpand of bedrijfsverzamelgebouw die via flexibele wanden is begrensd.

Goedkeuring lidmaatschapsrechten in coöperatieve flatexploitatievereniging geldt tot 2011
De staatssecretaris merkt in het besluit op dat in tegenstelling tot appartementsrechten, de overdracht van een lidmaatschapsrecht in een coöperatieve flatexploitatievereniging géén levering is in de zin van artikel 3.1.a Wet OB omdat de lidmaatschapshouder niet als eigenaar over de betrokken flat kan beschikken. Zijns inziens vormt het toekennen en overdragen van zo’n lidmaatschapsrecht een verhuurdienst (artikel 11.1.b Wet OB).
In het besluit van 8 november 1968, nr D68/7220 was evenwel goedgekeurd dat hierbij sprake was van een levering van een deel van een onroerende zaak. Deze goedkeuring zal niet meer van toepassing zijn bij overdrachten die ná 31 december 2010 plaatsvinden.
Ministerie van Financiën 14 juli 2009, nr CPP2008/137M (Stcrt 2009, nr 11140)

Wetgeving

Jurisprudentie
Officiële publicatiesStaatscourant
Europese regelgeving
Soort nieuwsWetgeving
Publicatiedatum28-07-2009
Nummer2009/0175