Naar de inhoud

Wet op belastingen van rechtsverkeer Art. 15.2

Art. 15, lid 1, onderdeel j verleent een vrijstelling van overdrachtsbelasting ingeval bodembestanddelen zoals zand, grind, veen en terpaarde zijn uitgesloten van verkrijging en derhalve geacht moeten worden niet te zijn verkregen. Art. 15, lid 2 is een vangnetbepaling voor het geval achteraf blijkt dat de feitelijke situatie anders ligt dan in eerste aanleg werd aangenomen. Dus voor de situatie dat oorspronkelijk werd aangenomen, dat er bodembestanddelen buiten de verkrijging werden gehouden en dat achteraf niet is gebeurd in die zin dat de bodembestanddelen of de waarde daarvan toch eigendom zijn geworden van de koper.

  • 1. Algemeen

Art. 15, lid 1, onderdeel j verleent vrijstelling van overdrachtsbelasting voor bodembestanddelen die krachtens overeenkomst van de verkrijging zijn uitgesloten.
Komen de uitgesloten bodembestanddelen of de waarde daarvan achteraf toch nog ten goede aan de verkrijger van de grond zelf, dan is het redelijk alsnog dit ten goede komen als een (fictieve) verkrijging aan te merken op grond waarvan de verkrijger dan alsnog overdrachtsbelasting verschuldigd is. Dat er in eerste aanleg geen overdrachtsbelasting behoeft te worden betaald wordt geaccepteerd, maar als achteraf de feiten anders liggen wordt er gecorrigeerd. Dit is als zodanig vastgelegd in de Toelichting Overdrachtsbelasting, nr. B71/23037 van 16 december 1971, nr. B72/5399 van 21 april 1972 (V-N 1972, p. 383) en VB1991/1044, par. 32, onderdeel 1 van 18 juli 1991.
Art. 15, lid 2 kan bijvoorbeeld in werking treden als oorspronkelijk de verkoper het uitdrukkelijke voornemen had en daartoe al…