'Wettelijke 30-dagenclausule', een vreemde eend in de bijt!?
Samenvatting
De 30-dagenclausule is een veelvuldig voorkomende bepaling in testamenten. Ter gelegenheid van de recente aanpassing van de Successiewet 1956 is voorzien in een wettelijke regeling voor het geval men binnen 30 dagen na een erfrechtelijke verkrijging overlijdt. In deze bijdrage zal worden ingegaan op deze regeling en de mogelijke consequenties voor de testamentaire clausule.
Tekst
1. De wettelijke regeling en waarom deze is getroffen
Vanaf 1 januari 2010 lezen we in artikel 53, lid 4 SW het volgende:
“De erfbelasting die van een verkrijger is geheven, wordt verminderd tot nihil indien over het verkregene, bij overlijden van die verkrijger binnen dertig dagen na de verkrijging, nogmaals erfbelasting wordt geheven.”
Anders dan bijvoorbeeld voor de overdrachtsbelasting (artikel 13 WBR) was er voor de erfbelasting in de SW tot gemelde datum geen wettelijke tegemoetkoming voor elkaar snel opvolgende verkrijgingen van hetzelfde object. In de praktijk werkt(e) men daarom met (ontbindende/opschortende) voorwaarden in testamenten (30-dagenclausule) om dubbele heffing te vermijden. Artikel 53, lid 4 SW voorziet thans in een wettelijke tegemoetkoming voor de erfbelasting, de ‘wettelijke 30-dagenclausule’. De ratio achter deze regeling is blijkens de wetshistorie om ‘een verzachting te bieden in gevallen waarin kort na elkaar twee overlijdens plaatsvinden’, en dubbele heffing vaak als onrechtvaardig wordt ervaren (Kamerstukken II 2008/09, 31 930, nr. 3, p. 49).
2. De verhouding tot artikel 53 SW en een testamentaire clausule
De wettelijke 30-dagenclausule is te vinden in artikel 53 SW, een artikel dat gewijd is aan de vermindering (teruggaaf…