Naar de inhoud

Zaaksvervanging bij registergoederen

1. Inleiding

Wanneer ik de rechthebbende ben van een goed gevulde bankrekening en ik gebruik deze middelen om een onroerende zaak te verkrijgen, dan leidt dit tot weinig problemen. Na een bezoek aan de notaris wordt in de openbare registers een akte van levering ingeschreven en daarmee word ik, aangenomen dat hiermee aan alle eisen uit art. 3:84 BW is voldaan, eigenaar van het betreffende registergoed. Dezelfde casus wordt een stuk gecompliceerder als ik slechts medegerechtigd ben tot het saldo op de genoemde, in dit geval gemeenschappelijke rekening. Wanneer de zaak wederom aan mij wordt geleverd, word ik dan alleen eigenaar of moet ik de eigendom delen met de andere deelgenoten op grond van art. 3:167 BW?2 En hoe zit het indien ik uitsluitend een recht van vruchtgebruik met uitgebreide beschikkingsbevoegdheid ten aanzien van deze bankrekening heb? Wordt de hoofdgerechtigde dan ondanks de levering aan mij, eigenaar van het registergoed door de werking van art. 3:213 BW?3 De tekst van deze bepalingen lijkt niet aan een bevestigend antwoord op beide vragen in de weg te staan. Dit komt neer op toepassing van zaaksvervanging.

Wanneer op vergelijkbare wijze een fiets wordt verkregen, wordt algemeen aangenomen dat hierbij zaaksvervanging optreedt. Dit leidt ertoe dat van rechtswege de verhoudingen zoals die bestonden ten aanzien van het oorspronkelijke goed (vordering op de bank) worden voortgezet op het vervangende goed of surrogaat (de fiets). De hoofdgerechtigde verliest zijn aanspraak op het girale geld, maar verkrijgt een roerende zaak, terwijl de vruchtgebruiker een gebruiksrecht krijgt. Bij de gemeenschap geldt dat de deelgenoten gezamenlijk gerechtigd worden tot…