Art. - De gewone verblijfplaats van een diplomaat in het kader van EG Verordening 2201/2003 (Brussel II-bis)
Bij echtscheiding wordt de rechtsmacht meestal beoordeeld aan de hand van artikel 3 van Brussel II-bis. Hoe verloopt deze beoordeling indien partijen in het buitenland verblijven en een van hen is uitgezonden als diplomaat of militair? En dan met name de situatie waarin zij niet beiden de Nederlandse nationaliteit bezitten. De rechtsmacht dient dan beoordeeld te worden aan de hand van de gewone verblijfplaats van partijen. Wat is de gewone verblijfplaats van uitgezonden overheidspersoneel? De criteria worden belicht en een aantal relevante uitspraken wordt nader bekeken. Daar blijkt in ieder geval uit dat de gewone verblijfplaats van uitgezonden personeel nog geen uitgemaakte zaak is.
In het EB van maart 2012 is een artikel gepubliceerd van mr. M. Van Yperen-Groenleer omtrent het begrip ‘gewone verblijfplaats’. In dat artikel analyseert zij het begrip en geeft een aantal mogelijke criteria voor gevallen waar twijfel kan bestaan over de gewone verblijfplaats van de betrokkenen. Ik zal in dit artikel specifiek ingaan op het begrip ‘gewone verblijfplaats’ bij echtscheiding (en scheiding van tafel en bed en nietigverklaring van het huwelijk) in het kader van artikel 3 lid 1 sub a van EG Verordening 2201/2003 (Brussel II-bis) waar diplomatiek (of ander uitgezonden) personeel bij betrokken is.
Algemeen bevoegdheidsregels
Bij echtscheiding dient de rechtsmacht door de Nederlandse rechter te worden beoordeeld meestal aan de hand van artikel 3 van Brussel II-bis. Voor de volledigheid zal ik de rechtsmachtgronden hier nogmaals herhalen:
artikel 3 lid 1 sub a, eerste gedachtestreepje: beide partijen hebben hun gewone verblijfplaats in Nederland;
artikel 3 lid 1 sub a, tweede gedachtestreepje…