Art. - Schade als gevolg van (het uitblijven van) een loonsanctie; wat te doen?
Tegen het einde van de loondoorbetalingsverplichting bij ziekte, toetst het UWV of de werkgever voldoende heeft gedaan aan re-integratie. Heeft de werkgever wel voldoende gedaan aan re-integratie, dan is voor het opleggen van een loonsanctie geen plaats en komt de werknemer veelal in aanmerking voor een uitkering. Het komt echter voor dat het UWV de re-integratie-inspanningen van de werkgever onjuist of te laat beoordeelt en daardoor ten onrechte (g)een loonsanctie oplegt. Zowel de werknemer als de werkgever kunnen daardoor schade lijden. In dit artikel wordt uiteengezet welke schade voor vergoeding in aanmerking komt en hoe en op wie die schade kan worden verhaald.
1. Inleiding
Bijna iedere werkgever heeft of krijgt ermee te maken: een zieke werknemer die gedurende de eerste twee ziektejaren recht heeft op loondoorbetaling (art. 7:629 lid 1 BW) en de daarbij horende re-integratieverplichtingen. Voldoet de werkgever niet of onvoldoende aan die re-integratieverplichtingen, dan kan het UWV een loonsanctie opleggen (art. 25 lid 9 Wet WIA). De loondoorbetalingsverplichting wordt daarmee tot maximaal één jaar verlengd.
Uit het jaarverslag van het UWV1 kan worden opgemaakt dat het UWV in 2015 naar aanleiding van 55.609 ingediende WIA-aanvragen 3.618 loonsancties heeft opgelegd.2 Uit die cijfers blijkt echter niet in hoeveel gevallen de loonsanctie ten onrechte is opgelegd en/of in hoeveel gevallen er ten onrechte geen loonsanctie is opgelegd. Dergelijke situaties doen zich bijvoorbeeld voor indien het UWV de re-integratie-inspanningen van de werkgever onjuist beoordeelt. Zowel de werkgever als de werknemer kunnen daardoor worden…