Naar de inhoud

Bezwaar tegen niet voor bezwaar vatbare beschikking is kennelijk niet ontvankelijk

Samenvatting

Belanghebbende maakt bezwaar tegen een aanslag IB 2008. Het bezwaar wordt door de inspecteur gegrond verklaard en de aanslag wordt verminderd. Belanghebbende dient vervolgens een verzoek tot verdere vermindering van de aanslag in. Dit verzoek wordt afgewezen. Belanghebbende gaat hiertegen in bezwaar. Omdat niet op dit bezwaar wordt beslist, stelt belanghebbende de inspecteur in gebreke en doet een verzoek om vaststelling van een dwangsom wegens niet tijdig beslissen. De inspecteur wijst het verzoek om een dwangsom af. Omdat de inspecteur niet beslist op het bezwaar stelt belanghebbende beroep in.

De rechtbank oordeelt dat het beroep ontvankelijk is, ongeacht of het bezwaarschrift een bezwaar inhoudt, of eigenlijk een aanvraag in de zin van art. 4:13 Awb. In beide gevallen was de inspecteur ten tijde van de ingebrekestelling ook daadwerkelijk in gebreke.

Echter, het bezwaar is gericht tegen een niet voor bezwaar vatbare beschikking. De rechtbank verklaart het bezwaar om proceseconomische redenen kennelijk niet-ontvankelijk en wijst de zaak niet terug naar de inspecteur. Omdat het bezwaar kennelijk niet-ontvankelijk is, heeft belanghebbende geen recht op een dwangsom.

(Beroep gegrond.)

Commentaar

Het is juist dat tegen een afwijzende beslissing op een verzoek tot toepassing van art. 65 AWR geen bezwaar openstaat. Althans niet in een geval als het onderhavige, waarin het verzoek betrekking heeft op een belastingaanslag IB over het jaar 2008. Indien niettemin bezwaar wordt gemaakt tegen een dergelijk ingevolge de belastingwet genomen besluit, dient de inspecteur het bezwaar niet-ontvankelijk te verklaren (vgl. HR 20 december 2013, nr. 12/02872, NTFR 2014/486). Nu hij…