Naar de inhoud

Btw-heffing bij de vestiging en overdracht van een recht van erfpacht

Voor de heffing van omzetbelasting wordt de vestiging en de overdracht van een recht van erfpacht alleen aangemerkt als wordt voldaan aan de voorwaarde die de wet stelt aan de omvang van de vergoeding. Een uitspraak van de Europese rechter geeft echter een handreiking om onder omstandigheden voorbij te gaan aan die voorwaarde. De omvang van de vergoeding zou alsdan niet meer bepalend zijn voor de kwalificatie van de prestatie. Overigens leidt de bepaling van de omvang van de vergoeding tot discussie.

1. Gelijkschakeling van beperkt (zakelijke) rechten

De vestiging en de overdracht van een recht van erfpacht wordt als levering van goederen aangemerkt indien de vergoeding ten minste gelijk is aan de waarde in het economische verkeer van het recht van erfpacht. De waarde van het recht van erfpacht in het economische verkeer bedraagt hiervoor tenminste de actuele kostprijs van de onroerende zaak zelf.1 Indien niet aan deze voorwaarde wordt voldaan zal de vestiging en de overdracht voor de heffing van omzetbelasting niet kwalificeren als levering van goederen maar als dienst. Deze dienst zal bij een recht van erfpacht worden aangemerkt als verhuur van onroerende zaken.2 De verhuur van onroerende zaken is, behoudens enige uitzonderingen, waaronder begrepen de optie voor btw-belaste verhuur, vrijgesteld van heffing van omzetbelasting. In deze opzet zal de eigenaar worden beperkt in zijn aftrekmogelijkheid indien de vestiging dan wel overdracht geschiedt aan een niet-aftrekgerechtigde tegen een te lage vergoeding.

De mogelijkheid om de vestiging en de overdracht van het recht van erfpacht als levering van goederen aan te merken komt voort uit de Btw-richtlijn.3 De Btw-richtlijn biedt lidstaten de mogelijkheid om als…