Naar de inhoud

Commentaar op Algemene wet bestuursrecht Artikel 2:3 (Doorzending). (artikeltekst geldig vanaf 1994-01-01)

Commentaar is bijgewerkt tot 2 januari 2018 door mr. J.E. Jansen

Artikel 2:3 Doorzending door bestuursorgaan Tekst van de hele regeling

1.

Het bestuursorgaan zendt geschriften tot behandeling waarvan kennelijk een ander bestuursorgaan bevoegd is, onverwijld door naar dat orgaan, onder gelijktijdige mededeling daarvan aan de afzender.

2.

Het bestuursorgaan zendt geschriften die niet voor hem bestemd zijn en die ook niet worden doorgezonden, zo spoedig mogelijk terug aan de afzender.

Kern van het wetsartikel

Er geldt een doorzendverplichting voor bestuursorganen.

Beschrijving van de wijzigingen

Art. 2:3 is sinds de inwerkingtreding in 1994 niet meer gewijzigd.

Voor de wetstechnische informatie verwijzen wij u naar de wetstechnische informatie van de regeling.

Commentaar

1. Algemeen

Er geldt een algemene doorzendverplichting voor een bestuursorgaan met betrekking tot stukken die het ontvangt en die kennelijk voor een ander bestuursorgaan bestemd zijn. Van die doorzending moet de afzender in kennis worden gesteld.

De doorzendverplichting geldt als een ander dan het kennelijk bevoegde bestuursorgaan geschriften ontvangt, ook al is betrokkene of zijn professionele rechtshulpverlener op de hoogte van het juiste adres van het bevoegde bestuursorgaan (CRvB 16 september 2014, nr. 13/4204, USZ 2014/347, zie ook CRvB 14 april 2015, 13/4253 WWB, USZ 2015/183, ECLI:NL:CRVB:2015:1249).

Stukken die niet voor het bestuursorgaan bestemd zijn en waarvan ook niet duidelijk is of ze voor een ander bestuursorgaan bestemd zijn, moeten worden teruggestuurd aan de afzender.

Deze regels zien met name op de aanvraagfase van een besluit. Een zelfde verplichting geldt tijdens bezwaar en beroep (art. …