Bij het nemen van het aandeel moet daarop het nominale bedrag worden gestort. Bedongen kan worden dat het nominale bedrag of een deel daarvan eerst behoeft te worden gestort na verloop van een bepaalde tijd of nadat de vennootschap het zal hebben opgevraagd.
Commentaar op Burgerlijk Wetboek Boek 2 art. 191 (OR-algemeen)
Commentaar is bijgewerkt tot 19-11-2017 door mr. H.J. Portengen en mr. N.R.M. Crouwers
Artikel 191 Tekst van de hele regeling
Een aandeelhouder kan niet geheel of gedeeltelijk worden ontheven van de verplichting tot storting, behoudens het bepaalde in artikel 208.
De aandeelhouder en, in het geval van artikel 199, de voormalige aandeelhouder zijn niet bevoegd tot verrekening van hun schuld uit hoofde van dit artikel.
A: Inleiding
Wettelijk uitgangspunt is dat het nominaal bedrag van de aandelen bij uitgifte wordt gestort. Artikel 2:191 BW ziet op deze verplichting. Bedongen kan worden dat het nominale bedrag of een gedeelte ervan pas wordt gestort na verloop van een bepaalde tijd of nadat de vennootschap het heeft opgevraagd. Verrekening door de (voormalige) aandeelhouder van zijn schuld aan de vennootschap met een vordering op de vennootschap is niet mogelijk. De vennootschap kan zich wel op compensatie beroepen.
B: Wetstechnische informatie
Voor de wetstechnische informatie verwijzen wij u naar de wetstechnische informatie van de regeling.
C: Kernproblematiek
C.1: Stortingsplicht
In het BV-recht is als gevolg van het afschaffen van het minimumkapitaal, de controlevoorschriften op de volstorting van de aandelen, en de wijziging van artikel 2:180 BW naleving van de stortingsplicht niet wettelijk geborgd. Wettelijk uitgangspunt is echter gebleven dat aandelen in een…