A: Inleiding
A.1: Inleiding
Rechtspersonen die met inachtneming van lid 2 voldoen aan twee van de in dit artikel genoemde drie drempels, worden als ‘middelgrote’ rechtspersonen aangemerkt. Voldoen zij met inachtneming van lid 2 aan alle vereisten van het eerste lid dan mogen zij bepaalde verlichtingen en vereenvoudigingen terzake de inrichting, controle en openbaarmaking van hun jaarstukken toepassen. Dit is het middelgrote jaarrekeningregime.
Dit regime kan geen toepassing vinden indien het gaat om onder het Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft vallende beleggingsmaatschappijen en maatschappijen voor collectieve belegging in effecten (art. 2:398 lid 3 BW) en om organisaties van openbaar belang als bedoeld in artikel 2:398 lid 7 BW (zie commentaar op dit artikel).
C: Kernproblematiek
C.1: Toepassingsbereik
De aanhef van artikel 2:397 lid 1 BW begint met 'Behoudens artikel 396'. Daarmee wordt in artikel 2:397 BW uitgesloten de rechtspresoon die valt onder het bepaalde in artikel 2:396 BW. Voor het overige wijs ik voor het toepassingsbereik van artikel 2:397 BW naar hetgeen over het toepassingsbereik is opgemerkt bij de bespreking van artikel 2:396 BW, met dien verstande dat de grensbedragen genoemd in lid 1 verschillen en dat ook voor het gemiddeld aantal werknemers een ander getalscriterium geldt.
C.2: Inrichtingsverlichtingen (leden 3, 4, 6 en 8)
Het aantal verlichtingen waarvan een rechtspersoon die voldoet aan het bepaalde in lid 1, met inachtneming van lid 2 gebruik kan maken is beperkt. Voor de inrichting van de winst-en-verliesrekening geldt dat een aantal posten mogen worden samengevoegd (lid 3), waarbij de netto-omzet onvermeld mag blijven, tevens moet de wijziging in de netto-omzet ten opzichte van het voorgaande boekjaar worden vermeld (lid 3). NV's en BV's moeten de winst- en rekeningsverliesmodellen uit het Besluit jaarrekening in acht nemen.
In de toelichting van de jaarrekening hoeven verder geen gegevens te worden opgenomen omtrent de splitsing van de netto-omzet naar bedrijfstak en afzetgebied en hoeft ook geen opgaaf te worden gedaan van de door de accountant ten laste van de rechtspersoon gebrachte honoraria. Op grond van het bepaalde in lid 6 gelden zekere verlichtingen met betrekking tot de informatie die normaliter op grond van artikel 2:381 lid 2 BW (off-balance verplichtingen) en artikel 2:381 lid 3 (transacties met verbonden partijen) in de toelichting dient te worden opgenomen, op voorwaarde dat die informatie desgevraagd aan de AFM wordt verstrekt (lid 4).
Voor de balans met de toelichting daarop gelden geen verlichtingen. De rechtspersoon moet daarom een balans met toelichting inrichten conform alle daarvoor geldende vereisten.
Ook het bestuursverslag moet aan het bepaalde in artikel 2:391 BW voldoen. Op het bepaalde in artikel 2:391 lid 1 BW waarin is voorgeschreven dat als het noodzakelijk is voor een goed begrip van de ontwikkeling, de resultaten of de positie van de rechtspersoon met zijn groepsmaatschappijen, de analyse van de toestand op de balansdatum, de ontwikkeling gedurende het boekjaar en de resultaten ook prestatie-indicatoren met inbegrip van milieu- en personeelsaangelegenheden moet omvatten, bestaat echter als uitzondering dat niet-financiële prestatie-indicatoren niet vermeld behoeven te worden (lid 8).
Van de overige gegevens geldt dat de in artikel 2:392 BW voorgeschreven informatie geheel moet worden vermeld.
C.3: Verlichtingen ten behoeve van depot (leden 5 en 7)
Op grond van het bepaalde in lid 5 hoeft de rechtspersoon van zijn jaarrekening bij het handelsregister alleen openbaar te maken de overeenkomstig lid 5, eerste en tweede volzin beperkte balans, de overeenkomstig lid 3, beperkte winst- en verleisrekening, en de overeenkomstige lid 4 enigszins vereenvoudigde toelichting (lid 5). Als in de opgemaakte resp. vastgestelde jaarrekeningde wettelijke verplichtingen niet zijntoegepast, mogen zij alsnog bij openbaarmaking in aanmerkgin worden genomen.
Van de overige gegevens die aan de jaarrekening en bestuursverslag moeten zijn toegevoegd, blijven buiten het voorschrift omtrent openbaarmaking het bepaalde over statutaire zeggenschapsrechten in artikel 2:392 lid 1 onder e, j° lid 3 BW en het bepaalde over steunrechtloze aandelen en aandelen met beperkte aanspraken op deling in de winst of reserves in artikel 2:392 lid 1 onder e BW.
Hetgeen in artikel 2:394 BW is bepaald over de verplichting tot vermelding van de vaststelling resp. niet-vaststelling, de termijnen waarbinnen openbaarmaking moet plaatsvinden en de wijze van openbaarmaking met inachtneming van het Besluit elektronische deponering handelsregister, blijft van toepassing.
C.4: Geconsolideerde jaarrekening
Als van de jaarrekening een geconsolideerde jaarrekening deel uitmaakt, gelden de verlichtingen ook voor de geconsolideerde jaarrekening, daar artikel 2:397 BW van overeenkomstige toepassing is in de geconsolideerde jaarrekening (artikel 21:410 lid 1 BW); de verlichtingen gelden evenwel indien de geconsolideerde jaarrekening is ingericht volgens EU IFRS. Als van de geconsolideerde jaarrekening een geconsolideerde jaarrekening deel uitmaakt, kan de enkelvoudige winst- en verleisrekening overeenkomstig artikel 2:402 BW worden vereenvoudigd.
Ook moet de geconsolideerde jaarrekening, als zij deel uitmaakt van de jaarrekening openbaar worden gemaakt
C.5: Bevoegdheid tot verschaffing van meer informatie
De in artikel 2:397 BW geregelde inrichtingsverlichtingen gelden van rechtswege behoudens hetgeen in lid 8 is bepaald. Van de van rechtswege gegeven verlichtingen kan de algemene vergadering afwijken; het desbetreffende besluit moet uiterlijk zes maanden na aanvang van het boekjaar worden genomen (art. 2:398 lid 2 BW).
C.6: Groepsregime
Indien een tot de groep van een andere maatschappij horende rechtspersoon met middelgroot jaarrekeningregime bevoegd is van Titel 9 op grond van het groepsregime (art. 2:403 BW) af te wijken moet hij ook afwijken van inrichtingsvereisten van Titel 9, en daarmee ook van die in artikel 2:397 BW rekening buiten beschouwing te laten; ook gelden de inrichtingsvereisten voor het bestuursverslag en die voor de overige gegevens niet. Tevens is er dan van rechtswege vrijstelling van de in artikel 2:393 BW geregelde accountantscontroleplicht en van de in artikel 2:394 BW geregelde depotplicht.