Naar de inhoud

Commentaar op Burgerlijk Wetboek Boek 3 art. 179 (Relatierecht) en (Vermogensrecht)


Commentaar is bijgewerkt tot 13-11-2016 door mr. I.W. van Osch

Artikel 179 Tekst van de hele regeling

1.

Indien verdeling van een gemeenschappelijk goed wordt gevorderd, kan ieder der deelgenoten verlangen dat alle tot de gemeenschap behorende goederen en de voor rekening van de gemeenschap komende schulden in de verdeling worden begrepen, tenzij er gewichtige redenen zijn voor een gedeeltelijke verdeling. Van de verdeling worden die goederen uitgezonderd, die wegens een der in artikel 178 genoemde gronden onverdeeld moeten blijven.

2.

De omstandigheid dat bij een verdeling een of meer goederen zijn overgeslagen, heeft alleen ten gevolge dat daarvan een nadere verdeling kan worden gevorderd.

3.

Op de toedeling van een schuld is afdeling 3 van titel 2 van Boek 6 van toepassing.

A: Inleiding

Dit artikel bepaalt dat indien de verdeling van een gemeenschappelijk goed wordt gevorderd, ieder der deelgenoten kan verlangen dat alle tot de gemeenschap behorende goederen en schulden in de verdeling worden betrokken. De beperkt gerechtigde of schuldeiser heeft deze bevoegdheid niet (Asser-Perrick, 3-V, Gemeenschap (2011), nr. 84). Een deelgenoot hoeft zich niet neer te leggen bij een door een andere deelgenoot gewenste partiële verdeling (Hof ’s-Hertogenbosch 12 december 2001, EB 2002, nr. 3, EB 2002, nr. 16 en MvA II, Parl. Gesch. Boek 3, p. 608).

Naarmate de samenhang tussen de goederen in de gemeenschap sterker is, bestaat meer kans op verdeling in natura en is de kans op (slecht verhaalbare) overbedelingsvorderingen kleiner. Bovendien is verdeling in delen omslachtiger en kostbaarder dan een verdeling in één keer. Tot de gemeenschap behoren de goederen en alle voor rekening van de gemeenschap komende schulden.

B: Wetstechnische informatie

Voor de wetstechnische informatie verwijzen wij u naar de historische informatie bij Artikel 179.

C: Kernproblematiek

C.1: Uitzondering 1: gewichtige redenen

Ten aanzien van de hoofdregel, geformuleerd in lid 1 van dit artikel, gelden 2 uitzonderingen:

  1. er is sprake van gewichtige redenen, op grond waarvan een gedeeltelijk verdeling kan worden gevorderd;
  2. er zijn goederen in de zin van artikel 3:178 BW aanwezig, welke goederen onverdeeld moeten blijven.

Gedeeltelijke verdeling kan worden verlangd, indien sprake is van gewichtige redenen. Men denke aan de situatie dat een nog niet betaalbare schuld bestaat, waarvoor de deelgenoten hoofdelijk aansprakelijk zijn of aan een schuld, waarvan het bestaan of de omvang nog onzeker is (zie HR 7 december 2012, RvdW 2013/8, ECLI:NL:HR:2012:BX9828 , waarin dit werd aangenomen ten aanzien van het bestaan van een latente inkomstenbelastingschuld) en waarvoor de deelgenoten ook extern in evenredigheid van hun aandelen in de gemeenschap (eventueel) aansprakelijk zijn (MvA II, Parl. Gesch. Boek 3, p. 608 en 609).

Tevens kan men denken aan de situatie, waarin een schuld van de ene deelgenoot zal ontstaan jegens de andere deelgenoot of deelgenoten en gevreesd wordt dat de schuld niet wordt voldaan. Door het onverdeeld laten van een aantal goederen wordt de mogelijkheid van schuldverrekening behouden (Schoordijk, p. 123).

Een voorschot op een schuld is een partiële verdeling waarvoor derhalve gewichtige redenen nodig zijn (Meijer, par. 5.1.2). Zie over waardering bij partiële verdelingen Kersten (EB mei 2003, nr. 5, p. 78 e.v.).

C.2: Uitzondering 2: goederen ex artikel 178

Onder het begrip goederen moeten ook schulden worden verstaan.

Krachtens artikel 3:178 lid 1, 2, 3, en 5 BW worden van de verdeling uitgesloten:

  • goederen waarvan de aard van de gemeenschap zich tegen de verdeling verzet;
  • voor rekening van de gemeenschap komende (opeisbare) schulden die, alvorens tot verdeling wordt overgegaan, moeten worden voldaan;
  • goederen ten aanzien waarvan de rechter heeft bepaald dat een vordering tot verdeling voor een bepaalde periode is uitgesloten;
  • goederen ten aanzien waarvan (in ieder geval) met de deelgenoot die ex artikel 3:179 lid 1 BW verdeling van de gehele gemeenschap wenst, een overeenkomst bestaat op grond waarvan een vordering tot verdeling voor een bepaalde periode is uitgesloten.

C.3: Overgeslagen goederen

Wanneer bij een verdeling goederen zijn overgeslagen, dan is het gevolg daarvan slechts dat een nadere verdeling kan worden gevorderd. De verdeling die heeft plaatsgevonden, is niet nietig en hoeft niet nogmaals plaats te vinden. Schulden die “als onvoldoende onderbouwd buiten de scheiding en deling van de gemeenschap dienen te blijven”, zijn niet overgeslagen; hiervan kan geen nadere verdeling worden gevorderd (HR 8 april 2011, RFR 2011, 69, ECLI:NL:HR:2011:BP2320). Of er één of meer goederen bij de verdeling zijn overgeslagen, is een kwestie van uitleg (Asser-Perrick, 3-V Gemeenschap (2011), nr. 144 en HR 13 maart 1981, NJ 1981, 635, Haviltex). Zie bijvoorbeeld Hof Den Haag 8 mei 2012, ECLI:NL:GHSGR:2012:BW6743 .

De redelijkheid en billijkheid kunnen van invloed zijn op de wijze van verdeling (Rb. Leeuwarden 7 juni 2000, NJKort 2000, 71 en NJ 2001, 72, ECLI:NL:RBLEE:2000:AD4671).

De Rechtbank Leeuwarden oordeelde op 7 juni 2000 dat de redelijkheid en billijkheid zich tegen de vordering van de vrouw tot nadere verdeling van pensioenrechten twaalf jaar na dato verzette. De vordering tot nadere verdeling is echter niet aan verjaring onderhevig (HR 27 maart 2015, NJ 2015, 334, ECLI:NL:HR:2015:762).

C.4: Positie schuldeisers

Lid 3 van dit artikel waarborgt de positie van een schuldeiser. Slechts als de schuldeiser aan de toedeling van een schuld zijn toestemming ex artikel 6:155-159 BW heeft gegeven, is hij aan deze toedeling gebonden (MvA II, Parl. Gesch. Boek 3, p. 609).

Als de toestemming ontbreekt, dan is de situatie voor wat de aansprakelijkheid en het verhaal betreft, gelijk aan die vóór de verdeling (MvA II, Parl. Gesch. Boek 3, p. 608).

De gehele regeling met betrekking tot schuldoverneming is van toepassing op deze situatie.

Lid 3 is niet van toepassing:

  • indien de toedeling van een schuld waarvan alle deelgenoten schuldenaar zijn, geschiedt doordat ieder van hen naar rato de schuld voor zijn rekening neemt;
  • indien slechts een deelgenoot schuldenaar is van een schuld en die schuld aan hem wordt toebedeeld.

Indien een schuldeiser heeft ingestemd met een toedeling van een schuld aan een van de deelgenoten, terwijl alle deelgenoten aansprakelijk waren, dan doet hij jegens de andere deelgenoten afstand van zijn vorderingsrecht (Asser/Perrick 3-IV, nr. 94).

D: Jurisprudentie uitgebreid

Hof ’s-Hertogenbosch 12 december 2001, EB 2002, nr.3, 2002, p.16;

de man meent dat het pachtrecht van de boerderij en de daarbij behorende grond, zonder verrekening aan hem toekomt. Het hof meent dat een verzoek van één van de partijen tot partiële verdeling slechts voor toewijzing in aanmerking komt, indien er gewichtige redenen kunnen worden aangetoond.

Rb. Zutphen 5 december 2002, NJ 2003, 281, ECLI:NL:RBZUT:2002:AE9783;

verevening pensioenrechten; lijfrentepolis, die niet bij verevening kan worden betrokken, dient verdeeld te worden; vrouw heeft recht op pensioenvoorziening in eigen beheer directeur-grootaandeelhouder, die tijdens echtscheidingsprocedure is opgeheven; veroordeling tot afstorting bij professionele verzekeraar.

Rb. Leeuwarden 7 juni 2000, NJKort 2000, 71, NJ 2001, 72, ECLI:NL:RBLEE:2000:AD4671;

scheiding en deling pensioenrechten geruime tijd na echtscheiding. Vrouw ontvangt niet de helft van contante waarde, maar helft van wat haar nominaal zou toekomen.

E: Jurisprudentie nieuw

Meest recente jurisprudentie over Burgerlijk Wetboek Boek 3 artikel 179.

F: Literatuurverwijzing

  • Asser-Perrick, Goederenrecht, Gemeenschap, 3-IV, nr. 94, Deventer: Kluwer 2007.
  • Asser-Perrick, 3-V Gemeenschap, Deventer: Kluwer 2011.
  • Zeben, C.J. van, J.W. Du Pon en M.M. Olthof, Parlementaire Geschiedenis van het nieuwe burgerlijk wetboek. Boek 3. Vermogensrecht in het algemeen, Deventer: Kluwer 1981.