Commentaar op Burgerlijk Wetboek Boek 3 art. 192 (Relatierecht) en (Vermogensrecht)

A: Inleiding

Wat betreft wetsgeschiedenis en jurisprudentie tot heden bijgewerkt.

B: Wetstechnische informatie

Voor de wetstechnische informatie verwijzen wij u naar de historische informatie bij Artikel 192.

C: Kernproblematiek

Doordat tot de gemeenschap behorende schulden op de gemeenschapsgoederen kunnen worden verhaald, zijn schuldeisers van gemeenschapsschulden niet gedwongen om de afzonderlijke aandelen van de deelgenoten te executeren (MvA II, Parl. Gesch.Boek 3, p. 627 en MO Parl. Gesch. Boek 3, p. 575). Hiermee verkrijgt de gemeenschapsschuldeiser een preferente positie ten opzichte van privé-schuldeisers. Tot de gemeenschapsschulden behoren in beginsel die schulden, die voor rekening van de gemeenschap komen en die door of namens de gezamenlijke deelgenoten zijn aangegaan ten behoeve van de gemeenschap. Hiertoe behoren ook de schulden, die na ontbinding van de gemeenschap zijn ontstaan, terwijl de gemeenschap nog niet is verdeeld (MvA II, Parl. Gesch. Boek 3, p. 627). Zolang de gemeenschap niet is verdeeld, kan de gemeenschapsschuldeiser zijn verhaalsrecht op de gemeenschapsgoederen uitoefenen. Voor uitoefening van dit verhaalsrecht dient de vordering van de gemeenschapsschuldeiser opeisbaar te zijn. Bij een niet opeisbare vordering kan een gemeenschapsschuldeiser de rechter verzoeken een vereffenaar te benoemen (artikel 3:193 BW).

D: Jurisprudentie uitgebreid

Bij dit artikel is nog geen belangrijke jurisprudentie aanwezig.

E: Jurisprudentie nieuw

Meest recente jurisprudentie over Burgerlijk Wetboek Boek 3 artikel 192.

F: Literatuurverwijzing

• Zeben, C.J. van, J.W. Du Pon en M.M. Olthof, Parlementaire Geschiedenis van het nieuwe burgerlijk wetboek. Boek 3. Vermogensrecht in het algemeen, Deventer: Kluwer 1981.