Naar de inhoud

Commentaar op Burgerlijk Wetboek Boek 7 art. 612 (Arbeidsrechtartikelsgewijs)


Commentaar is bijgewerkt tot 20-09-2017 door mr. drs. K.G.F. van der Kraats en mr. J.J.M. de Laat

Artikel 612 Tekst van de hele regeling

1.

Een minderjarige die de leeftijd van zestien jaren heeft bereikt, is bekwaam tot het aangaan van een arbeidsovereenkomst. Hij staat in alles wat betrekking heeft op die arbeidsovereenkomst met een meerderjarige gelijk, en kan zonder bijstand van zijn wettelijke vertegenwoordiger in rechte verschijnen.

2.

Indien een daartoe onbekwame minderjarige een arbeidsovereenkomst heeft aangegaan en vervolgens vier weken in dienst van de werkgever arbeid heeft verricht zonder dat zijn wettelijke vertegenwoordiger een beroep op de in de onbekwaamheid gelegen vernietigingsgrond heeft gedaan, wordt hij geacht de toestemming van die vertegenwoordiger tot het aangaan van deze arbeidsovereenkomst te hebben verkregen.

3.

Een onbekwame minderjarige die met toestemming van de wettelijke vertegenwoordiger een arbeidsovereenkomst heeft aangegaan, staat in alles wat betrekking heeft op die arbeidsovereenkomst met een meerderjarige gelijk, behoudens het bepaalde in lid 4.

4.

Een onbekwame minderjarige kan niet zonder bijstand van zijn wettelijke vertegenwoordiger in rechte verschijnen, behalve wanneer de rechter is gebleken dat de wettelijke vertegenwoordiger niet bij machte is zich te verklaren.

A: Inleiding

In dit artikel wordt de positie van de minderjarige bij het aangaan van de arbeidsovereenkomst geregeld. Deze bepaling is op 1 april 1997 in werking getreden. Al sinds 1907 was in het Burgerlijk Wetboek een dergelijke regeling opgenomen, laatstelijk in de artikelen 1638 f, g en h en nu in één artikel neergelegd. De minderjarige vanaf 16 jaar wordt bij het aangaan van de arbeidsovereenkomst aan een meerderjarige gelijk gesteld. …