Naar de inhoud

Dringende morele verplichting na beëindiging van latrelatie (2013.41.2005)

In deze (fiscale) procedure vorderde de belastingplichtige (een architect) aftrekbaarheid van “in rechte vorderbare periodieke uitkeringen, die berusten op een dringende morele verplichting tot voorziening in het levensonderhoud” (art. 6.3 lid 1, aanhef en onderdeel f van de Wet IB 2001).
Nadat de vrouw van 1996 tot oktober 2008 een latrelatie had onderhouden met de man, keerde zij – met hun minderjarige zoon – eind 2008 terug naar Colombia. De man leende haar een bedrag van € 234.079, …

Wetgeving

Jurisprudentie

Officiële publicaties
Europese regelgeving
Soort nieuwsUitspraak
Publicatiedatum10-10-2013
Nummer2013/0825