Naar de inhoud

EC verzoekt Duitsland antimisbruikbepaling voor vrijstelling inhouding bronbelasting aan te passen

Samenvatting

De Europese Commissie heeft Duitsland verzocht aanpassingen door te voeren in zijn antimisbruikbepalingen waarmee in bepaalde situaties geen vrijstelling of teruggave van bronbelasting aan buitenlandse lichamen wordt toegekend (art. 50d EStG). Volgens deze bepalingen worden dergelijke voordelen onder bepaalde voorwaarden onthouden aan een buitenlands lichaam dat als gerechtigde tot de inkomsten is tussengeschoven, omdat geen recht op vrijstelling of teruggave zou bestaan als de inkomsten rechtstreeks zouden worden genoten. De voorwaarden zijn dat er geen zakelijke motieven zijn, het buitenlands lichaam minder dan 10% van zijn omzet uit eigen activiteiten verkrijgt en het buitenlands lichaam geen reële vestiging heeft voor zijn activiteiten. Volgens de Europese Commissie zijn de voorwaarden, en met name de tweede voorwaarde, disproportioneel en ontbreekt de mogelijkheid om tegenbewijs te leveren. Het verzoek werd gedaan in de vorm van een ‘met redenen omkleed advies’, de tweede stap in de inbreukprocedure van art. 258 VWEU. Als Duitsland de Europese Commissie binnen twee maanden geen bevredigend antwoord geeft, kan de Europese Commissie de zaak voor het Hof van Justitie EU brengen.

Commentaar

1. Inleiding

In art. 50d, lid 3, (Duitse) Einkommensteuergesetz (EStG) is een bepaling opgenomen die treaty- en richtlijnshopping tegen moet gaan. Op grond hiervan wordt aan een buitenlandse aandeelhouder/vennootschap de toekenning van verdragsvoordelen of de voordelen van de Moeder-dochterrichtlijn voor een dividend uit Duitse bron onthouden als de aandeelhouders op hun beurt niet gerechtigd waren geweest tot dezelfde voordelen indien zij de inkomsten direct hadden genoten, en:

  1. zakelijke redenen voor de tussenschakeling van de vennootschap ontbreken; of

  2. de vennootschap met haar eigen activiteiten niet meer dan 10% …