Naar de inhoud

ECLI:NL:RBOVE:2017:2756 Rechtbank Overijssel , 11-07-2017 / 08/960078-15 (LP) (P)

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht

Meervoudige kamer

Zittingsplaats Zwolle

Parketnummer: 08/960078-15 (LP) (P)

Datum vonnis: 11 juli 2017

Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1975 in [geboorteplaats] (Joegoslavië),

wonende te [woonplaats] .

1 Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 29 maart 2016, 29 september 2016 en 27 juni 2017.

De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. E. van Doorn en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. S.V. Ramdihal, advocaat te Amsterdam, naar voren is gebracht.

2 De tenlastelegging

De verdenking komt er na wijziging van de tenlastelegging van 29 september 2016, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan:

feit 1: (medeplegen) van gewoontewitwassen c.q. (schuld)witwassen;

feit 2: (medeplegen) van valsheid in geschrift c.q. opzettelijk gebruik maken van een vals/vervalst huurcontract dan wel opzettelijk een dergelijk huurcontract voorhanden hebben.

Voluit luidt de tenlastelegging - na wijziging van de tenlastelegging van 29 september 2016 - aan verdachte, dat:

1.

hij, in of omstreeks de periode van 01 augustus 2014 tot en met 11 augustus 2015,

te Amsterdam, althans (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,

van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, althans zich schuldig

heeft gemaakt aan (schuld)witwassen,

immers heeft hij, verdachte en/of (één of meer van) zijn mededader(s),

meerdere grote (contante) geldbedragen, waaronder:

- EUR 1.990.400 van 28 maart 2015 tot en met 30 maart 2015 en/of

- EUR 24.000 van 01 augustus 2014 tot en met 11 augustus 2015, althans van enig(e) (contante) geldbedrag(en),

de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding

en/of de verplaatsing verborgen en/of verhuld en/of verborgen en/of verhuld

wie de rechthebbende is

en/of enig(e) geldbedrag(en) en/of goed(eren) verworven en/of voorhanden gehad

en/of overgedragen en/of omgezet, terwijl hij, verdachte, wist, althans

redelijkerwijs moest vermoeden, dat dit/deze (contante) geldbedragen

- onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf;

2.

hij, in of omstreeks de periode van 01 augustus 2014 tot en met 11 augustus 2015,

te Amsterdam (althans elders in Nederland), tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,

een huurcontract betreffende het perceel aan de [adres] te

Amsterdam, zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen,

valselijk heeft opgemaakt en/of vervalst,

met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken en/of door anderen

te doen gebruiken,

doordat hij en/of zijn mededader(s) opzettelijk valselijk en/of in strijd met de waarheid – zakelijk weergegeven - voormeld huurcontract op schrift hebben gesteld en/of hebben opgemaakt met als naam van de huurder ' [naam 1] ' niet zijnde de huurder van

voornoemd perceel en/of van een valse handtekening hebben voorzien,

en/of opzettelijk gebruik heeft gemaakt van voornoemd huurcontract als ware

het echt en onvervalst dan wel opzettelijk voornoemd huurcontract voorhanden

heeft gehad, terwijl hij wist althans redelijkerwijs moest vermoeden dat

voornoemd huurcontract bestemd is voor zodanig gebruik.

3 De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4 De bewijsoverwegingen

4.1

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld terzake het onder 1 en 2 ten laste gelegde.

4.2

Het standpunt van de verdediging

De verdediging heeft vrijspraak bepleit van de feiten 1 en 2.

4.3

Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder 1 en 2 is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.

Ten aanzien van feit 1

Op 31 maart 2015 werd onder [naam 2] een contant geldbedrag van 1.990.400 euro in beslag genomen. Door deze persoon werd verklaard dat hij dit geldbedrag op twee verschillende dagen in meerdere koffers in de parkeergarage van het [hotel] overhandigd heeft gekregen. Ten aanzien van dit geldbedrag van 1.990.400 euro overweegt de rechtbank dat uit het dossier niet met voldoende zekerheid is komen vast te staan dat het verdachte is geweest die op deze twee dagen de koffers aan [naam 2] heeft overgedragen. Zo zijn er geen beelden beschikbaar van de overdracht van het geld en is het onduidelijk wie (nog meer) in de relevante periode met de auto de parkeergarage van het bewuste hotel in en uit is gereden. Daarnaast heeft [naam 2] verdachte niet op de foto herkend.

Ten aanzien van het geldbedrag van 24.000 euro overweegt de rechtbank dat de criminele herkomst onvoldoende kan worden vastgesteld, ook niet aan de hand van de witwastypologieën.

De rechtbank zal verdachte derhalve vrijspreken van het haar onder 1 tenlastegelegde.

Ten aanzien van feit 2

De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder 2 is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken. De rechtbank overweegt daartoe dat de strafrechtelijk relevante betrokkenheid van verdachte bij het vervalsen van het huurcontract onvoldoende is komen vast te staan.

5 De beslissing

De rechtbank verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij.

Dit vonnis is gewezen door mr. S. Taalman, voorzitter, mr. J.H.W.R. Orriëns-Schipper en mr. W. Foppen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.C. van Druten, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 11 juli 2017.

Mr. Taalman is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.