Een erfdienstbaarheid blijft bestaan als de 'werken' op het dienend erf worden veranderd zonder dat dat leidt tot een verzwaring van de erfdienstbaarheid
Samenvatting
Erfdienstbaarheden gaan niet vanzelf teniet als het gebouw ten behoeve waarvan de erfdienstbaarheid bestaat, wordt afgebroken. Als een onder de muur gemetselde goot wordt vervangen door een ‘normale' dakgoot blijft de erfdienstbaarheid bestaan.
Tekst
Casus
1. Op het heersend erf staat een achttiende-eeuwse woonboerderij. Het hemelwater van het pannendak van het achterhuis aan de zijde van de buurman liep van de over de erfgrens uitstekende dakpannen af in een op de bodem aan de zijgevel aangemetselde goot van 40-50 cm breed, die zich op het erf van de buurman bevond.
Na de sloop van de woonboerderij is de eigenaar van het heersend erf op nagenoeg dezelfde plaats begonnen met de bouw van een nieuwe woning. Aan de kant van de buurman is een dakgoot bevestigd die boven het dienend erf hangt, met een deels ingegraven hemelwaterafvoer.
De buurman betwist het recht van de eigenaar van het heersend erf om die dakgoot en die afvoer daar te hebben door te stellen dat de oude erfdienstbaarheid is tenietgegaan nu de boerderij is afgebroken en door een nieuw gebouw wordt vervangen.
De uitspraak van de rechtbank
2. De eigendom van de strook grond waarop zich de aangemetselde goot bevond, komt toe aan de buurman. Op grond van artikel 3:105 BW in verbinding met artikel 93 Overgangswet Nieuw Burgerlijk Wetboek heeft de eigenaar van de woonboerderij met ingang van 1 januari 1993 ten laste van die strook door exctinctieve verjaring een erfdienstbaarheid verkregen. Vervanging van de aangemetselde goot door een goot aan het dak van de nieuwbouw en een deels ingegraven hemelwaterafvoer overschrijdt in redelijkheid niet de grenzen van deze erfdienstbaarheid. De buurman gaat…