Geen herziening voor diensten en ontijzeringsinstallatie
Samenvatting
Belanghebbende exploiteert een rundveehouderij. In 1997 heeft belanghebbende geïnvesteerd in een stal, en in 1998 t/m 2006 heeft hij een staldeur, een troffelvloer, een melkkoeltank, koematrassen en een ontijzeringsinstallatie aangeschaft. Sinds 1 juni 2006 opteert belanghebbende niet langer voor de landbouwregeling van art. 27 Wet OB 1968. De inspecteur nodigt belanghebbende uit om een opgave ‘herziening omzetbelasting’ in te dienen en het geschil spits zich toe op deze opgave.
Belanghebbende bepleit allereerst dat de investeringen moeten worden gezien als zogenoemde kostbare diensten waarop de herzieningsregeling van toepassing zou moeten zijn; hij acht de beperking van art. 13 Uitv.besch. OB 1968 in strijd met de Zesde Richtlijn. Het hof verwerpt deze visie en verwijst naar HR 11 augustus 2006, nr. 42.068, NTFR 2006/1176. Het hof verwerpt eveneens de stelling van belanghebbende dat met de verbouwing van de melkveestal een goed is vervaardigd dat tevoren niet bestond. De ontijzeringsinstallatie is aard en nagelvast verbonden met de uitbreiding van de stal, zodat ook de ontijzeringsinstallatie onderdeel uitmaakt van de dienst bestaande uit de uitbreiding van de stal.
(Hoger beroep ongegrond.)
Commentaar
Belanghebbende meent dat de herzieningsregeling ook op kostbare diensten toegepast moet worden. De Hoge Raad heeft zich hierover in het verleden reeds enkele keren duidelijk uitgelaten (Hoge Raad 23 juni 1993 en 1 augustus 2006, nr. 42.068 (NTFR 2006/1176): de herzieningsregeling geldt niet voor (kostbare) diensten. Rechtbank en hof sluiten zich hierbij aan.
Ook de stelling dat de uitbreiding van de rundveestal als een vervaardiging van een nieuw goed en…