Naar de inhoud

Geen landbouwvrijstelling voor kassen

Samenvatting

Hoge Raad: Kassen en hun ondergrond kunnen niet worden aangemerkt als landerij in de zin van de landbouwvrijstelling van artikel 15.1.q WBR.

Tekst

Na vier jaar en drie maanden heeft de Hoge Raad de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam vernietigd en de door het Hof verruimde toepassing van de vrijstelling van artikel 15.1.q WBR ongedaan gemaakt.

In FBN 1993, nr 65 heb ik de Hofuitspraak besproken. In het kort is de casus als volgt:

Belanghebbende is kweker van orchideeën en heeft in 1990 een onroerende zaak verkregen, bestaande uit een perceel landbouwgrond van ruim 2 hectare met ongeveer 9.000 m2 glasopstanden en een schuur met daarin een koelcel en een ketelhuis.

De Directeur Landbouw heeft verklaard dat deze verkrijging strekt tot verbetering van de landbouwstructuur.

Het belangrijkste geschil bij zowel Gerechtshof als Hoge Raad is de vraag of de glasopstanden (kassen) onder het begrip 'landerij' vallen, als bedoeld in artikel 15.1.q WBR.

Het Gerechtshof komt tot de slotsom dat de kassen in casu een hulpmiddel zijn voor de bodemexploitatie en dat deze glasopstanden, nu de hierdoor omsloten grond als cultuurgrond wordt geëxploiteerd, vallen onder het begrip landerijen in de zin van artikel 15.1.q WBR. Dit zou anders zijn indien er gesproken wordt van een zogenaamde tablettencultuur.

In de lezenswaardige conclusie van advocaat-generaal Moltmaker staat een uitgebreide verhandeling over de varianten in de kassenteelt, waarin de ondergrond van de kas steeds minder belangrijk wordt. In het eenvoudigste geval biedt de kas alleen bescherming tegen extreme weersomstandigheden. In gevallen waarin men 'uit…