Het transparantiebeginsel naar Nederlands recht: een visie geïnspireerd op het EU-recht
Transparantie is een veelvormig en moeilijk grijpbaar begrip. In de Nederlandse literatuur gaan sinds enige tijd stemmen op om een nationaal transparantiebeginsel te erkennen, maar consensus hierover bestaat niet. Wel gelden diverse transparantieverplichtingen, die deels ontleend zijn aan het Europese recht waarin het transparantiebeginsel verder is ontwikkeld.
In deze bijdrage zet de auteur uiteen hoe de Europeesrechtelijke benadering van transparantie tot een beter begrip van de nationaalrechtelijke transparantieverplichtingen kan leiden en de verdere ontwikkeling daarvan in goede banen kan leiden. Ook doet zij een eerste aanzet tot het formuleren van een nationaalrechtelijk transparantiebeginsel dat recht doet aan de complexe aard van transparantie.
1. Inleiding1
Binnen het EU-recht is transparantie erkend als rechtsbeginsel. Over de precieze reikwijdte en afbakening van dat beginsel bestaat discussie. Het transparantiebeginsel duikt op de meest vreemde plekken op, zozeer dat sommige auteurs zich afvragen of het niet om een aantal te onderscheiden beginselen gaat. Toch is goed te verdedigen dat het om één transparantiebeginsel gaat. Steeds wordt een instrumentele benadering gehanteerd, waarbij de waarden die aan een beginsel ten grondslag liggen de precieze transparantieverplichtingen die uit het beginsel worden afgeleid bepalen. Draagt transparantie niet bij aan het realiseren van die waarden, dan zijn uitzonderingen op de verplichting transparant te zijn gerechtvaardigd. Deze wijze van redeneren ziet men ook wanneer andere beginselen worden geïnterpreteerd: draagt het horen van een partij niet bij aan betere besluitvorming, dan komt aan het beginsel dat gehoord dient te worden minder gewicht toe.
Wat het transparantiebeginsel bijzonder maakt, is de grote variëteit aan onderliggende doelen. Binnen het Europese recht draagt het transparantiebeginsel bij aan democratische besluitvorming, behoorlijk bestuur, het functioneren…