HR 04-02-2005 (Frans Maas/FNV), JAR 2005, 51, JIN 2005, 131, RAR 2005, 39
Loon. Ziekte. Wijziging arbeidsvoorwaarden.
Zie voor de complete uitspraak JAR 2005, 51.
(Zie voorgeschiedenis HR 25-02-2000, FNV/Frans Maas, RvdW 2000, 73, JOL 2000, 137, NJ 2000, 471, JAR 2000, 85, Rechtspraakoverzicht Arbeidsrecht 2000, blz. 222). Het gaat hier om de vraag of de werkgever de loonsuppletie bij zieke (eenzijdig) met ingang van 1 januari 1994 mocht afschaffen. In het geding na verwijzing stelt het Hof 's-Hertogenbosch vast dat de loonsuppletieregeling deel is gaan uit maken van de individuele arbeidsovereenkomsten van de werknemers op wie deze regeling werd toegepast. In het dictum van het eindarrest heeft het hof voor recht verklaard dat de werkgever "met ingang van 1 januari 1994 de interne regeling, dat tijdens ziekte vanaf de eerste ziektedag 100% van het laatstverdiende nettoloon wordt betaald dient na te leven" en heeft het hof de werkgever veroordeeld om "met ingang van 1 januari 1994 aan zieke werknemers vanaf de eerste ziektedag 100% van het laatstverdiende nettoloon te betalen". De werkgever klaagt in cassatie over het dictum, dat hem ook tot toepassing zou dwingen van de suppletieregeling op werknemers die na 1 januari 1994 in dienst zijn gekomen. De Hoge Raad overweegt dat het dictum van 's hofs arrest moet worden uitgelegd in het licht en met inachtneming van de overwegingen welke tot de beslissing hebben geleid (vgl. HR 23-01-1998, Kruidvat/Lancôme c.s., RvdW 1998, 28, NJ 2000, 544). De FNV heeft de onderhavige vordering ingesteld ten behoeve van een groep leden die allen al een aantal jaren bij de werkgever in dienst waren en die op grond van de suppletieregeling recht hadden op aanvulling van hun ziekengeld tot 100% van het nettoloon. Zoals hiervoor reeds is overwogen, heeft het hof onderzocht of en geoordeeld dat de tot 1 januari 1994 gehanteerde suppletieregeling deel is gaan uitmaken van de arbeidsovereenkomsten van de werknemers waarop die regeling gedurende vele jaren was toegepast. In aanmerking genomen dat ten processe vaststaat dat de suppletieregeling met ingang van 1 januari 1994 is gewijzigd en de voordien geldende regeling dus niet meer is toegepast op nadien totstandgekomen arbeidsovereenkomsten, dient het dictum van het eindarrest aldus te worden begrepen dat de daarin uitgesproken verklaring voor recht en veroordeling slechts betrekking hebben op de werknemers die vóór 1 januari 1994 in dienst zijn getreden. Het middel mist dus feitelijke grondslag en kan daarom niet tot cassatie leiden.