Naar de inhoud

HR 11-11-2005 (Bayar/Wijnen), RvdW 2005, 124, JOL 2005, 639, JAR 2005, 287

Bedrijfsongeval.

Zie voor de complete uitspraak JAR 2005, 287.

De rechtbank heeft de vordering afgewezen van een werknemer wiens hand in een machine bekneld was geraakt. De machine was van waarschuwingsstickers en een noodstopknop voorzien, en voor werkgever was het niet voorzienbaar dat de werknemer met zijn hand op die plaats in de machine kon en zou komen. Dat de machine na het ongeval is voorzien van een extra veiligheidsstrip, maakte dit volgens de rechtbank niet anders. De Hoge Raad vernietigt dit vonnis en overweegt daartoe het volgende. Bij de beantwoording van de vraag of de werkgever op de voet van art. 7:658 BW aansprakelijk is, geldt als uitgangspunt dat dit artikel niet beoogt een absolute waarborg te scheppen voor de bescherming tegen gevaar. De werkgever dient die maatregelen te nemen die redelijkerwijs nodig zijn om te voorkomen dat de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden schade lijdt. Wat van de werkgever in redelijkheid mag worden verwacht, hangt af van de omstandigheden van het geval. In geval van een gevaarlijke machine geldt hierbij in het bijzonder dat het waarschuwen voor gevaren bij de bediening door middel van mondelinge of schriftelijke instructies en het aanbrengen van waarschuwingsstickers niet steeds voldoende zal zijn. Rekening dient immers te worden gehouden met het ervaringsfeit dat de dagelijkse omgang met een machine de gebruiker ervan licht ertoe zal brengen niet alle voorzichtigheid in acht te nemen die ter voorkoming van ongelukken geraden is, ook al wordt het gevaar de gebruiker door instructies en waarschuwingen ingescherpt. Van de werkgever moet dan ook worden verwacht dat hij onderzoekt of afdoende preventieve maatregelen mogelijk zijn dan wel of een veiliger werking van de machine mogelijk is, en, zo dat niet het geval is, of op een voldoende effectieve wijze voor het gevaar kan worden gewaarschuwd. In dat kader is van belang met welke mate van waarschijnlijkheid de niet-inachtneming van de vereiste oplettendheid en voorzichtigheid kan worden verwacht, de hoegrootheid van de kans dat daaruit ongevallen ontstaan, de ernst die de gevolgen daarvan kunnen hebben en de mate van bezwaarlijkheid van de te nemen veiligheidsmaatregelen. Voorts is daarbij in aanmerking te nemen dat indien het - bij gebreke van maatregelen die het gevaar kunnen wegnemen - slechts mogelijk is voor het gevaar te waarschuwen, het in het algemeen niet voldoende is dat de gebruiker van de machine op de hoogte kan zijn van het gevaar: voor het antwoord op de vraag of een waarschuwing kan worden beschouwd als een afdoende maatregel met het oog op bescherming tegen een bepaald gevaar, is van doorslaggevende betekenis of te verwachten valt dat deze waarschuwing zal leiden tot een handelen of nalaten waardoor dit gevaar wordt vermeden (vgl. HR 28-05-2004, NJ 2005, 105). Wanneer blijkt dat…