Naar de inhoud

Informeel kapitaal in de kapitaalsbelasting en de inkomstenbelasting

Samenvatting

Tot 1997 werd voor de kapitaals- en inkomstenbelasting uitgegaan van een verschillend begrip informeel kapitaal. Door de wijziging van het aanmerkelijkbelangregime is dit verschil opgeheven.

In deze bijdrage wordt een overzicht gegeven van de aspecten van informeel kapitaal voor beide belastingen, vanaf de in 1986 gewezen kostenarresten tot en met de Wet IB 2001.

Tekst

Zowel de inkomstenbelasting als de kapitaalsbelasting kennen het begrip 'informeel kapitaal'. Van informeel kapitaal is sprake wanneer een aandeelhouder kapitaal inbrengt in de vennootschap zonder dat van een emissie van aandelen sprake is. Dit 'inbrengen van kapitaal' kan op twee manieren geschieden. Allereerst is er de mogelijkheid dat een aandeelhouder uit aandeelhoudersmotieven de vennootschap in de vermogenssfeer bevoordeelt. Bijvoorbeeld door goederen voor een te lage prijs te leveren. De informele kapitaalstorting bestaat in dat geval uit het verschil tussen de werkelijke waarde en de bedongen tegenprestatie. Daarnaast kan er sprake zijn van een bevoordeling in de kostensfeer. Bijvoorbeeld als de aandeelhouder geen huur, rente of salaris bedingt. De informele kapitaalstorting is in dat geval gelijk aan de niet bedongen huur, rente of salaris.

Informeel kapitaal in de inkomstenbelasting

Het begrip informeel kapitaal voor de kapitaalsbelasting is niet altijd gelijk geweest aan het begrip informeel kapitaal voor de inkomstenbelasting. Dit was een gevolg van de zogenoemde kostenarresten van de Hoge Raad uit 1986 (BNB 1986/293-297).

Een aandeelhouder die geen salaris had bedongen of een pand ter beschikking stelde aan zijn BV zonder hiervoor een vergoeding te bedingen, kon voor de inkomstenbelasting niet worden belast voor de gemiste inkomsten. Dit vloeide voort uit het reële stelstel van de Wet IB. Een voordeel…