Naar de inhoud

JIN 2017/2, Hoge Raad 25-11-2016, ECLI:NL:HR:2016:2687, 15/03022 (met annotatie van I.D. Hoekerd)

Inhoudsindicatie

Uitleg, Sociaal plan, Cao-norm, Haviltex, Derden

Samenvatting

Hoge Raad nuanceert cao-norm: aan uitleg van het sociaal plan komt onder bijzondere omstandigheden mede betekenis toe aan de voor derden niet kenbare bedoelingen van de opstellers van het sociaal plan. Doel cao-norm is om derden te beschermen. Zijn derden onderdeel van het proces, dan valt dit doel weg.

Condor is enig aandeelhouder en bestuurder van Ossfloor Tapijtfabrieken B.V. In april 2010 heeft de tapijtfabriek een grootschalige reorganisatie aangekondigd (van 116 fte naar 35 fte). Tussen werkgever en de FNV is een akkoord gesloten over het sociaal plan, waarbij een vergoeding op grond van de oude kantonrechtersformule met C=0,5 is bedongen. Voorts heeft Condor Capital BV zich garant gesteld voor de nakoming van het sociaal plan. De reorganisatie heeft plaatsgevonden. De toenmalige Rechtbank ’s-Hertogenbosch heeft Ossfloor op 24 mei 2011 in staat van faillissement verklaard. De curator heeft de 39 werknemers die nog in dienst waren van Ossfloor ontslag aangezegd. Werknemers hebben een uitkering conform het sociaal plan gevorderd. FNV c.s. hebben daartoe aangevoerd dat het sociaal plan ook geldt voor de achterblijvers, en dat Condor zich garant heeft gesteld voor de nakoming van het sociaal plan. In cassatie klaagt FNV onder meer dat het hof ten onrechte voor derden niet-kenbare conceptstukken niet in de uitleg van het sociaal plan heeft betrokken.

De Hoge Raad oordeelt als volgt. Volgens vaste rechtspraak geldt voor de uitleg van een bepaling van een cao de zogeheten cao-norm. Deze houdt in dat aan een bepaling van een cao een uitleg naar objectieve maatstaven moet worden gegeven, waarbij in beginsel de bewoordingen van die bepaling, gelezen in het licht van de gehele tekst van de cao, van doorslaggevende betekenis zijn, zodat het niet aankomt op de bedoelingen van de partijen die de cao tot stand hebben gebracht, voor zover deze niet uit de daarin opgenomen bepalingen kenbaar zijn, maar op de betekenis die naar objectieve maatstaven volgt uit de bewoordingen waarin de cao is gesteld. Bij deze uitleg kan onder meer acht worden geslagen op de elders in de cao gebruikte formuleringen en op de aannemelijkheid van de rechtsgevolgen waartoe de onderscheiden, op zichzelf mogelijke tekstinterpretaties zouden leiden (vgl. HR 24 februari 2012, ECLI:NL:HR:2012:BU9889, NJ 2012/142). Ook de bewoordingen van de eventueel bij de cao behorende schriftelijke toelichting moeten bij de uitleg van de cao worden betrokken (vgl. HR 31 mei 2002, ECLI:NL:HR:2002:AE2376, NJ 2003/110). Indien de bedoeling van de partijen bij de cao naar objectieve maatstaven volgt uit de cao-bepalingen en de eventueel daarbij behorende schriftelijke toelichting, en dus voor de individuele werknemers en werkgevers die niet bij de totstandkoming van de overeenkomst betrokken zijn geweest, kenbaar is, kan ook daaraan bij de uitleg betekenis worden toegekend (vgl. HR 28 juni 2002, ECLI:NL:HR:2002:AE4366, NJ 2003/111). Ook de uitleg van een sociaal plan dat niet als een cao kan worden aangemerkt, moet geschieden aan de hand van de cao-norm (vgl. HR 26 mei 2000, ECLI:NL:HR:2000:AA5961, NJ 2000/473). De hiervoor vermelde rechtspraak waarin de cao-norm is ontwikkeld en toegepast, ziet op gevallen waarin de door de rechter uit te leggen bepaling van de overeenkomst mede de rechtspositie van derden beïnvloedt. Onder zodanige derden zijn te verstaan partijen – in het geval van een cao: individuele werknemers en werkgevers – die niet betrokken zijn geweest bij de totstandkoming van de overeenkomst en dus geen invloed hebben kunnen uitoefenen op de inhoud of de formulering van de daarin opgenomen bepalingen, en voor wie de bedoelingen van de wel bij die totstandkoming betrokken partijen slechts kenbaar zijn uit de in die overeenkomst opgenomen bepalingen of bijbehorende schriftelijke toelichting. Blijkens deze rechtspraak strekt de cao-norm in de eerste plaats ertoe te voorkomen dat die niet kenbare partijbedoeling wordt tegengeworpen aan zodanige derden. Voorts is in de hiervoor vermelde uitspraak van 26 mei 2000 beklemtoond dat niet kan worden aanvaard dat een bepaling van een cao op verschillende wijzen zou moeten worden uitgelegd al naar gelang de personen die bij een geschil daaromtrent als procespartijen in het geding zijn betrokken. Hieruit volgt dat de cao-norm tevens ertoe strekt te verzekeren dat een cao voor alle onder de werkingssfeer daarvan vallende partijen op dezelfde wijze wordt uitgelegd. Uit een en ander volgt dat de bestaansgrond van de cao-norm is gelegen in de bescherming van derden tegen een uitleg van een bepaling in een overeenkomst waarbij betekenis wordt toegekend aan de voor hen niet kenbare partijbedoeling, en in de noodzaak van een eenvormige uitleg voor alle door die overeenkomst gebonden partijen. In HR 20 februari 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO1427, NJ 2005/493 (DSM/Fox) is overwogen dat tussen de Haviltex-norm en de cao-norm geen tegenstelling bestaat, maar een vloeiende overgang, en dat de rechtspraak over uitleg als gemeenschappelijke grondslag heeft dat bij de uitleg van een schriftelijk contract telkens van beslissende betekenis zijn alle omstandigheden van het concrete geval, gewaardeerd naar hetgeen de maatstaven van redelijkheid en billijkheid meebrengen. Mede gelet op hetgeen hiervoor is overwogen over de bestaansgrond van de cao-norm, is een van die norm afwijkende uitleg denkbaar voor een situatie als de onderhavige, waarin het gaat om de vraag of een groep werknemers die uitgaande van de tekst van een sociaal plan buiten de werkingssfeer daarvan valt, daaraan niettemin rechten kan ontlenen.

Het onderhavige geval wordt gekenmerkt door de volgende feiten en omstandigheden: (1) Condor heeft zich garant gesteld voor de nakoming van de verplichtingen van haar dochteronderneming Ossfloor uit hoofde van het door laatstgenoemde met FNV gesloten sociaal plan. Nu het hof deze garantie – in navolging van partijen – heeft gekwalificeerd als een overeenkomst van borgtocht, moeten de verplichtingen van Condor jegens FNV c.s. worden bepaald door uitleg van het sociaal plan. (2) De onderhandelingen over het sociaal plan vonden plaats tussen – aan de ene kant – vertegenwoordigers van FNV en – aan de andere kant – de personeelsfunctionaris en de bedrijfsleider van Ossfloor, terwijl namens Ossfloor mede werd onderhandeld door de controller en het hoofd personeelszaken van de Condor Groep. (3) Het sociaal plan is in werking getreden op de datum van bereiken van het akkoord, dat wil zeggen 20 mei 2010, en kent een looptijd tot en met 31 december 2015. (4) Het sociaal plan is tevens ondertekend door de directeur van Condor, waarbij aan het sociaal plan de bepaling is toegevoegd dat Condor zich garant stelt voor de uitvoering van dit sociaal plan ‘indien er binnen de looptijd van dit sociaal plan zich een faillissement voordoet dan wel Condor Capital BV besluit om Ossfloor, binnen de looptijd van dit sociaal plan te sluiten’. (5) De OR van Ossfloor heeft ingestemd met de reorganisatie van Ossfloor, en heeft deze instemming mede verleend op de gronden vermeld hiervoor in 3.1 onder (viii). (6) Alle partijen voor wie de uitleg van het sociaal plan van belang is, te weten FNV, Condor en alle achterblijvers, zijn betrokken in de onderhavige procedure, terwijl Ossfloor failliet is verklaard, en de werknemers die tijdens de reorganisatie van mei 2010 zijn ontslagen, reeds een vergoeding op de voet van het sociaal plan hebben ontvangen. De onderdelen 1a en 1b klagen terecht dat het hof heeft miskend dat de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden meebrengen dat bij de uitleg van het sociaal plan mede betekenis toekomt aan de voor derden niet kenbare bedoelingen van de opstellers van het sociaal plan. In het licht van de hiervoor vermelde bestaansgrond van de cao-norm is de toepassing daarvan in het onderhavige geval immers niet gerechtvaardigd. Voorts voeren de onderdelen 2a en 2d terecht aan dat in dit geval in die uitleg ook de niet-openbare eerdere concepten van het sociaal plan en het positieve advies van de OR bij het reorganisatieplan moeten worden betrokken.

Uitspraak

Hoge Raad:

1 Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:

a. het vonnis in de zaak C/07/194863/HZ ZA 12-51 van de rechtbank Overijssel van 8 mei 2013;

b. het arrest in de zaak 200.134.475/01 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 17 maart 2015.

Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

2 Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof hebben FNV c.s. beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

Condor heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

De zaak is voor FNV c.s. mondeling toegelicht door hun advocaat en mede door mr. R.L.M.M. Tan. Voor Condor is de zaak mondeling en schriftelijk toegelicht door haar advocaat en mede door mr. M.M. Breugem.

De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman strekt tot vernietiging en verwijzing.

De advocaat van Condor heeft bij brief van 23 september 2016 op die conclusie gereageerd.

3 Beoordeling van het middel

3.1 In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.

(i) FNV stelt zich ten doel de belangen te behartigen van werknemers, onder wie werknemers in de vloerbedekkingsindustrie. Ten behoeve van dit doel is FNV onder meer bevoegd om sociale plannen tot stand te brengen met werkgevers of verenigingen van werkgevers.

(ii) Condor is enig aandeelhouder en bestuurder van Ossfloor Tapijtfabrieken B.V. (hierna: Ossfloor). Ossfloor produceerde tapijt. De directeur/bedrijfsleider van Ossfloor was [eiser 34] (eiser tot cassatie onder 34).

(iii) Op 7 april 2010 heeft de directie van Ossfloor advies gevraagd aan de Ondernemingsraad van Ossfloor (hierna: de OR) over het voorgenomen besluit tot reorganisatie. De adviesaanvraag betreft het voorgenomen besluit (en de uitvoering daarvan) om:

“(de) inrichting van de organisatie zodanig te wijzigen, waarbij 76,2 FTE arbeidsplaatsen en alle (6) uitzendkrachtplaatsen komen te vervallen en de organisatie wordt afgeslankt tot een kale printorganisatie met 1 printlijn, 1 tuftmachine en 1 scheermachine.”

In paragraaf 6 van de adviesaanvraag staat dat met de beoogde reorganisatie het aantal formatieplaatsen zal worden teruggebracht van 116,7 fte per 29 maart 2010 (inclusief 6 uitzendkrachten) naar 34,5 fte na de reorganisatie.

(iv) Op 7 april 2010 heeft Ossfloor FNV geïnformeerd over de voorgenomen reorganisatie en een conceptversie van een sociaal plan aan de betrokken bestuurders van FNV, [betrokkene 2] en [betrokkene 3], overhandigd.

(v) Op 20 april 2010 heeft de OR aan Condor (in haar hoedanigheid van bestuurder van Ossfloor) een eerste negatieve reactie gegeven op de adviesaanvraag van de directie van Ossfloor.

(vi) Op 20 mei 2010 vonden onderhandelingen plaats tussen FNV en Ossfloor. Namens FNV onderhandelden de hiervoor onder (iv) genoemde bestuurders [betrokkene 2] en [betrokkene 3] alsmede het kaderlid [betrokkene 4]. Namens Ossfloor onderhandelden [eiser 32], personeelsfunctionaris van Ossfloor (eiser tot cassatie onder 32), de hiervoor onder (ii) genoemde [eiser 34], [betrokkene 5] (controller van de Condor Groep) en [betrokkene 6] (hoofd personeelszaken van de Condor Groep).

(vii) De onderhandelingen hebben op 20 mei 2010 geresulteerd in een akkoord. Na 20 mei 2010 zijn teksten uitgewisseld voor het sociaal plan.

(viii) De OR heeft, na ontvangst van een aangepaste adviesaanvraag, op 27 mei 2010 een positief advies afgegeven, waarin onder meer staat:

“Zoals wij U mede gedeeld hebben, houden wij moeite met het feit dat Ossfloor BV ook na de beoogde herstructurering verliesgevend blijft.

Vanwege de medeondertekening van het sociaal plan door Condor Capital BV, zijnde ons moederbedrijf, met als extra conditie dat het sociaal plan een werkingsduur heeft tot 2015, zijn wij, ondanks de voorspelde verliezen, van mening dat dit voor de circa 35 medewerkers die in dienst van Ossfloor BV blijven genoeg garanties voor de nabije toekomst biedt.”

(ix) Het Sociaal Plan Ossfloor Tapijtfabrieken B.V. (hierna: het Sociaal Plan), dat op 27 mei 2010 is ondertekend door [betrokkene 2] namens FNV en Van Os namens Ossfloor, vermeldt – voor zover van belang – het volgende:

“1 Inleiding

De directie van Ossfloor Tapijtfabrieken B.V. ziet zich voor de moeilijke taak dit Sociaal Plan in werking te stellen voor het voortzetten van Ossfloor tapijtfabrieken in afgeslankte vorm zoals bedoeld in de adviesaanvraag van 7 april 2010.

1.1 Partijen

Ossfloor Tapijtfabrieken B.V, te noemen werkgever en FNV Bondgenoten, hierna te noemen vakvereniging hebben op 20 mei 2010 overeenstemming bereikt over de inhoud van dit Sociaal Plan, dat is bedoeld ter opvang van de voor het betrokken personeel nadelige gevolgen van de reorganisatie, zoals verwoord in de oorspronkelijke adviesaanvraag van 7 april 2010.

1.2 Toepassing

Dit Sociaal Plan is uitsluitend van toepassing op het personeel dat op datum van inwerkingtreding van dit Sociaal Plan voor onbepaalde tijd in dienst is van werkgever en die tengevolge van de onder 1.1 genoemde reorganisatie boventallig is verklaard. Het is tevens van toepassing op werknemers voor bepaalde tijd, die bij ongewijzigd functioneren vooruitzicht (zouden) hebben op een vast dienstverband.

(...)

Dit Sociaal Plan heeft derhalve ook betrekking op werknemers die tijdens de looptijd van het Sociaal Plan vanwege het niet willen of kunnen aanpassen aan de nieuwe voorgenomen structuur, werkwijze en cultuur ontslagen moeten worden.

1.3 Datum inwerkingtreding en geldigheidsduur

Dit Sociaal Plan treedt in werking op datum van bereiken van het accoord en zal van kracht zijn tot en met 31 december 2015.

Na ondertekening van deze overeenkomst door werkgever en de vakorganisaties zal het Sociaal Plan als collectieve arbeidsovereenkomst bij het Ministerie van SWZ worden aangemeld.

(...)

2.2 Vergoeding kantonrechtersformule

Aan de werknemer, wiens dienstverband eindigt als gevolg van de in het Sociaal Plan bedoelde reorganisatie en waarop het Sociaal Plan van toepassing is (conform het bepaalde in artikel 1.2 van dit Sociaal Plan) zal een vergoeding worden toegekend. De vergoeding wordt berekend conform de ‘oude kantonrechtersformule’.

(...)

De correctiefactor wordt hierbij op 0,5 gesteld.

(...)”

(x) Het Sociaal Plan is tevens ondertekend door [betrokkene 7], directeur van Condor. Daarbij is de volgende tekst opgenomen:

“Dit sociaal plan wordt medeondertekend door Condor Capital BV, [betrokkene 7], daar Condor Capital zich garant stelt voor de uitvoering van dit sociaal plan, indien er binnen de looptijd van dit sociaal plan zich een faillissement voordoet danwel Condor Capital BV besluit om Ossfloor, binnen de looptijd van dit sociaal plan te sluiten.”

(xi) Het Sociaal Plan is bij brief van 2 juni 2010 door Ossfloor als cao bij het Ministerie van SZW aangemeld. In genoemde brief staat onder meer:

“Er zijn op 1 juni 2010 bij Ossfloor Tapijtfabrieken B.V. 111 werknemers (waarvan 6 voor bepaalde tijd) in dienst, die onder de werkingssfeer van dit Sociaal Plan, deze CAO vallen.”

(xii) De reorganisatie heeft plaatsgevonden.

(xiii) De rechtbank ’s-Hertogenbosch heeft Ossfloor op 24 mei 2011 in staat van faillissement verklaard.

De curator heeft de arbeidsovereenkomsten van de 39 werknemers die nog in dienst waren van Ossfloor, opgezegd.

(xiv) Op 14 oktober 2011 heeft ten overstaan van de kantonrechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad een voorlopig getuigenverhoor plaatsgevonden. Op die dag zijn vijf getuigen gehoord, te weten de hiervoor onder (ii), (iv) respectievelijk (vi) genoemde [eiser 34], [betrokkene 2], [betrokkene 3], [betrokkene 4] en [eiser 32]. De inhoud van hun getuigenverklaringen is (gedeeltelijk) weergegeven in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 1.16. Er heeft geen contra-enquête plaatsgevonden.

3.2.1 FNV c.s. hebben gevorderd, voor zover in cassatie van belang, dat Condor wordt veroordeeld tot betaling aan elk van de voormalige werknemers van Ossfloor die na de reorganisatie van mei 2010 bij Ossfloor in dienst zijn gebleven, maar van wie de arbeidsovereenkomsten in 2011 door de curator in het faillissement van Ossfloor zijn opgezegd (hierna: de achterblijvers) van een vergoeding die is berekend met inachtneming van het Sociaal Plan. FNV c.s. hebben daartoe aangevoerd dat het Sociaal Plan ook geldt voor de achterblijvers, en dat Condor zich garant heeft gesteld voor de nakoming van het Sociaal Plan.

3.2.2 De rechtbank heeft de vorderingen van twee achterblijvers toegewezen en de overige vorderingen afgewezen.

3.2.3 Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bekrachtigd. Daartoe heeft het hof, voor zover in cassatie van belang, als volgt overwogen.

(a) FNV c.s. stellen dat naast het Sociaal Plan sprake is van een door Condor gegeven garantie, die zij aanmerken als een overeenkomst van borgtocht. Condor verenigt zich met deze kwalificatie. Volgens FNV c.s. dient deze borgtochtovereenkomst met inachtneming van de Haviltexnorm te worden uitgelegd. (rov. 6.2)

(b) Ingevolge art. 7:851 lid 1 BW is de borgtocht afhankelijk van de verbintenis van de hoofdschuldenaar waarvoor zij is aangegaan. De hoofdschuldenaar is Ossfloor en de verbintenis die deze is aangegaan, bestaat in de op haar rustende verplichtingen uit het Sociaal Plan. Het Sociaal Plan is een cao en moet met inachtneming van de CAO-norm worden uitgelegd.

Dat daarnaast sprake is van een accessoire overeenkomst van borgtocht waarbij Condor zich garant stelt voor de verplichtingen van Ossfloor, maakt niet dat daarmee het karakter van de hoofdverbintenis wordt gewijzigd en dat daarop een andere uitlegmaatstaf van toepassing wordt. Dat de borgtochtovereenkomst zelf zich wel voor een uitleg conform de Haviltexmaatstaf leent, doet daaraan niet af. (rov. 6.3)

(c) Het Sociaal Plan is een geschrift – als bedoeld in HR 20 februari 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO1427, NJ 2005/493 (DSM/Fox) – waarin een overeenkomst of een andere regeling is vastgelegd, die naar haar aard bestemd is de rechtspositie van derden te beïnvloeden, zonder dat die derden invloed hebben op de inhoud of formulering van die overeenkomst of regeling, terwijl de onderliggende partijbedoeling voor de derden niet kenbaar is. Bij de uitleg van een dergelijk geschrift behoort de niet kenbare bedoeling van degenen die de uit te leggen bepaling hebben geformuleerd, buiten beschouwing te blijven. Dit breng mee dat de voor derden niet kenbare partijbedoelingen van FNV en Ossfloor bij de uitleg van het Sociaal Plan buiten beschouwing dienen te blijven. (rov. 6.4)

(d) FNV c.s. keren zich in hoger beroep niet tegen de grammaticale uitleg die de rechtbank heeft gegeven aan art. 1.2 van het Sociaal Plan. In het kader van hun betoog dat de looptijd van het Sociaal Plan een aanwijzing is dat dit, in weerwil van art. 1.2, toch van toepassing is op de achterblijvers en op een faillissement als oorzaak van ontslag, beroepen FNV c.s. zich op eerdere concepten van het desbetreffende Sociaal Plan. Gelet op de toepasselijke uitlegmaatstaf dienen de niet-openbare eerdere concepten van het Sociaal Plan buiten beschouwing te blijven. Dat de looptijd van het Sociaal Plan vijf jaar bedraagt terwijl de reorganisatie, volgens FNV c.s., in een paar maanden haar beslag zou krijgen, is onvoldoende om de grammaticale uitleg van art. 1.2 opzij te zetten. Het Sociaal Plan heeft blijkens art. 1.2 slot niet alleen betrekking op de werknemers die direct ten gevolge van de reorganisatie hun baan verliezen, maar ook op die werknemers die indirect daardoor hun baan verliezen, omdat zij zich niet kunnen aanpassen aan de gewijzigde omstandigheden. (rov. 6.6)

(e) Al aangenomen dat de aanbiedingsbrief van het Sociaal Plan aan het Ministerie van SZW van 2 juni 2010 bij de uitleg van dit Sociaal Plan mag worden betrokken, levert die brief, waarin stond dat alle 111 werknemers van Ossfloor onder de werkingssfeer van het Sociaal Plan vallen, geen argument op voor de door FNV c.s. bepleite uitleg. Immers, gesteld noch gebleken is dat op 2 juni 2010 al geheel uitgekristalliseerd was welke werknemers ten gevolge van de reorganisatie hun baan zouden verliezen. Voorts valt te wijzen op de hiervoor besproken bepaling van art. 1.2 slot. Op grond van een en ander moet ervan worden uitgegaan dat op het moment waarop die brief gedateerd was, nog alle werknemers met de reorganisatiegevolgen geconfronteerd konden worden. (rov. 6.7)

(f) Het argument van FNV c.s. dat bij de Haviltexnorm ook betekenis toekomt aan de uitvoeringspraktijk, kan in zoverre reeds buiten beschouwing blijven nu hier de CAO-norm aan de orde is. FNV c.s. nemen evenwel het standpunt in dat ook onder de CAO-norm aan de uitvoeringspraktijk betekenis toekomt. Onder de uitvoeringspraktijk begrijpen FNV c.s. kennelijk, naast de (hiervoor onder (e) besproken) aanbiedingsbrief, het positieve advies van de Ondernemingsraad van 27 mei 2010 bij het reorganisatieplan. Dit is evenwel een niet-openbaar stuk, waarbij de ondernemer onder geheimhouding de OR om advies vraagt, welk stuk buiten het bereik van de CAO-norm valt en reeds daarom al geen gewicht in de schaal kan leggen. Overigens is dit advies gericht aan [eiser 34], en niet aan Condor. Het advies kan bezwaarlijk als een gebeurtenis die in tijd samenvalt met de ondertekening van het Sociaal Plan, en voorafgaat aan de aanmelding als cao, onder de uitvoeringspraktijk van genoemde cao worden geschaard. (rov. 6.8)

(g) Evenmin telt het argument dat de tekst van de garantstelling wijst op een andere uitleg van het Sociaal Plan dan waarop art. 1.2 duidt. Dat Condor de nakoming van het Sociaal Plan garandeert bij faillissement of sluiting door Condor, betekent niet dat daarmee de uitleg van FNV c.s. dat het Sociaal Plan is uitgebreid tot de achterblijvers, juist is. In dit verband is wederom mede van belang hetgeen (hiervoor onder (d)) is overwogen met betrekking tot de tekst van art. 1.2 slot. (rov. 6.9)

(h) Het betoog dat het naar eisen van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn dat het Sociaal Plan niet wordt toegepast op de achterblijvers en daarvoor de CAO-norm zou dienen te wijken, kan evenmin tot toewijzing van de vordering leiden. Slechts in zeer uitzonderlijke gevallen kan op grond van art. 6:248 BW worden ingegrepen in de tussen partijen gemaakte afspraken. Hetgeen daartoe van de zijde van FNV c.s. wordt aangevoerd, is onvoldoende. (rov. 6.11)

(i) FNV c.s. hebben onvoldoende gesteld voor toewijzing van de vordering op de grondslag dat Condor onrechtmatig heeft gehandeld jegens FNV c.s. door zich niet aan haar toezeggingen te houden. (rov. 6.12)

3.3 De onderdelen 1 en 2 keren zich tegen de hiervoor in 3.2.3 onder (b)-(g) weergegeven oordelen van het hof met betrekking tot de uitleg van het Sociaal Plan (rov. 6.3-6.10), en betogen in de kern dat het hof heeft miskend dat in de bijzondere omstandigheden van het onderhavige geval bij die uitleg wel rekening mag worden gehouden met de voor derden niet kenbare bedoelingen van de opstellers van het Sociaal Plan, en met niet-openbare stukken.

3.4 Volgens vaste rechtspraak geldt voor de uitleg van een bepaling van een cao de zogeheten CAO-norm. Deze houdt in dat aan een bepaling van een cao een uitleg naar objectieve maatstaven moet worden gegeven, waarbij in beginsel de bewoordingen van die bepaling, gelezen in het licht van de gehele tekst van de cao, van doorslaggevende betekenis zijn, zodat het niet aankomt op de bedoelingen van de partijen die de cao tot stand hebben gebracht, voor zover deze niet uit de daarin opgenomen bepalingen kenbaar zijn, maar op de betekenis die naar objectieve maatstaven volgt uit de bewoordingen waarin de cao is gesteld. Bij deze uitleg kan onder meer acht worden geslagen op de elders in de cao gebruikte formuleringen en op de aannemelijkheid van de rechtsgevolgen waartoe de onderscheiden, op zichzelf mogelijke tekstinterpretaties zouden leiden. (Vgl. HR 24 februari 2012, ECLI:NL:HR:2012:BU9889, NJ 2012/142)

Ook de bewoordingen van de eventueel bij de cao behorende schriftelijke toelichting moeten bij de uitleg van de cao worden betrokken (vgl. HR 31 mei 2002, ECLI:NL:HR:2002:AE2376, NJ 2003/110). Indien de bedoeling van de partijen bij de cao naar objectieve maatstaven volgt uit de cao-bepalingen en de eventueel daarbij behorende schriftelijke toelichting, en dus voor de individuele werknemers en werkgevers die niet bij de totstandkoming van de overeenkomst betrokken zijn geweest, kenbaar is, kan ook daaraan bij de uitleg betekenis worden toegekend (vgl. HR 28 juni 2002, ECLI:NL:HR:2002:AE4366, NJ 2003/111).

Ook de uitleg van een sociaal plan dat niet als een cao kan worden aangemerkt, moet geschieden aan de hand van de CAO-norm (vgl. HR 26 mei 2000, ECLI:NL:HR:2000:AA5961, NJ 2000/473).

3.5 De hiervoor in 3.4 vermelde rechtspraak waarin de CAO-norm is ontwikkeld en toegepast, ziet op gevallen waarin de door de rechter uit te leggen bepaling van de overeenkomst mede de rechtspositie van derden beïnvloedt. Onder zodanige derden zijn te verstaan partijen – in het geval van een cao: individuele werknemers en werkgevers – die niet betrokken zijn geweest bij de totstandkoming van de overeenkomst en dus geen invloed hebben kunnen uitoefenen op de inhoud of de formulering van de daarin opgenomen bepalingen, en voor wie de bedoelingen van de wel bij die totstandkoming betrokken partijen slechts kenbaar zijn uit de in die overeenkomst opgenomen bepalingen of bijbehorende schriftelijke toelichting. Blijkens deze rechtspraak strekt de CAO-norm in de eerste plaats ertoe te voorkomen dat die niet kenbare partijbedoeling wordt tegengeworpen aan zodanige derden.

Voorts is in de hiervoor in 3.4 vermelde uitspraak van 26 mei 2000 beklemtoond dat niet kan worden aanvaard dat een bepaling van een cao op verschillende wijzen zou moeten worden uitgelegd al naar gelang de personen die bij een geschil daaromtrent als procespartijen in het geding zijn betrokken. Hieruit volgt dat de CAO-norm tevens ertoe strekt te verzekeren dat een cao voor alle onder de werkingssfeer daarvan vallende partijen op dezelfde wijze wordt uitgelegd.

Uit een en ander volgt dat de bestaansgrond van de CAO-norm is gelegen in de bescherming van derden tegen een uitleg van een bepaling in een overeenkomst waarbij betekenis wordt toegekend aan de voor hen niet kenbare partijbedoeling, en in de noodzaak van een eenvormige uitleg voor alle door die overeenkomst gebonden partijen.

3.6 In HR 20 februari 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO1427, NJ 2005/493 (DSM/Fox) is overwogen dat tussen de Haviltexnorm en de CAO-norm geen tegenstelling bestaat, maar een vloeiende overgang, en dat de rechtspraak over uitleg als gemeenschappelijke grondslag heeft dat bij de uitleg van een schriftelijk contract telkens van beslissende betekenis zijn alle omstandigheden van het concrete geval, gewaardeerd naar hetgeen de maatstaven van redelijkheid en billijkheid meebrengen. Mede gelet op hetgeen hiervoor in 3.5 is overwogen over de bestaansgrond van de CAO-norm, is een van die norm afwijkende uitleg denkbaar voor een situatie als de onderhavige, waarin het gaat om de vraag of een groep werknemers die uitgaande van de tekst van een sociaal plan buiten de werkingssfeer daarvan valt, daaraan niettemin rechten kan ontlenen.

3.7.1 Het onderhavige geval wordt gekenmerkt door de volgende feiten en omstandigheden:

(i) Condor heeft zich garant gesteld voor de nakoming van de verplichtingen van haar dochteronderneming Ossfloor uit hoofde van het door laatstgenoemde met FNV gesloten Sociaal Plan. Nu het hof deze garantie – in navolging van partijen – heeft gekwalificeerd als een overeenkomst van borgtocht, moeten de verplichtingen van Condor jegens FNV c.s. worden bepaald door uitleg van het Sociaal Plan.

(ii) De onderhandelingen over het Sociaal Plan vonden plaats tussen – aan de ene kant – vertegenwoordigers van FNV en – aan de andere kant – de personeelsfunctionaris en de bedrijfsleider van Ossfloor, terwijl namens Ossfloor mede werd onderhandeld door de controller en het hoofd personeelszaken van de Condor Groep.

(iii) Het Sociaal Plan is in werking getreden op de datum van bereiken van het akkoord, dat wil zeggen 20 mei 2010, en kent een looptijd tot en met 31 december 2015.

(iv) Het Sociaal Plan is tevens ondertekend door de directeur van Condor, waarbij aan het Sociaal Plan de bepaling is toegevoegd dat Condor zich garant stelt voor de uitvoering van dit Sociaal Plan “indien er binnen de looptijd van dit sociaal plan zich een faillissement voordoet danwel Condor Capital BV besluit om Ossfloor, binnen de looptijd van dit sociaal plan te sluiten”.

(v) De OR van Ossfloor heeft ingestemd met de reorganisatie van Ossfloor, en heeft deze instemming mede verleend op de gronden vermeld hiervoor in 3.1 onder (viii).

(vi) Alle partijen voor wie de uitleg van het Sociaal Plan van belang is, te weten FNV, Condor en alle achterblijvers, zijn betrokken in de onderhavige procedure, terwijl Ossfloor failliet is verklaard, en de werknemers die tijdens de reorganisatie van mei 2010 zijn ontslagen, reeds een vergoeding op de voet van het Sociaal Plan hebben ontvangen.

3.7.2 De onderdelen 1a en 1b klagen terecht dat het hof heeft miskend dat de hiervoor in 3.7.1 genoemde feiten en omstandigheden meebrengen dat bij de uitleg van het Sociaal Plan mede betekenis toekomt aan de voor derden niet kenbare bedoelingen van de opstellers van het Sociaal Plan. In het licht van de hiervoor in 3.5 vermelde bestaansgrond van de CAO-norm is de toepassing daarvan in het onderhavige geval immers niet gerechtvaardigd.

Voorts voeren de onderdelen 2a en 2d terecht aan dat in dit geval in die uitleg ook de niet-openbare eerdere concepten van het Sociaal Plan en het positieve advies van de OR bij het reorganisatieplan moeten worden betrokken.

3.8 De overige klachten van de onderdelen 1 en 2 kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu die klachten niet nopen tot beantwoording van vragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.9 De klachten van de onderdelen 3, 4 en 5, die zich richten tegen de hiervoor in 3.2.3 onder (h)-(i) weergegeven oordelen van het hof (rov. 6.11 en 6.12) alsmede tegen de daarop voortbouwende beslissingen van het hof (rov. 7 en “De slotsom”), behoeven geen behandeling.

4 Beslissing

De Hoge Raad:

vernietigt het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 17 maart 2015;

verwijst het geding naar het gerechtshof ’s-Hertogenbosch ter verdere behandeling en beslissing;

veroordeelt Condor in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van FNV c.s. begroot op € 6628,37 aan verschotten en € 2600,= voor salaris.

Noot

Wanneer partijen onenigheid hebben over de interpretatie c.q. de reikwijdte van een door hen aangegane overeenkomst wordt uitkomst geboden door de Haviltex-norm, genoemd naar een arrest van de Hoge Raad uit 1981.1 Bij deze maatstaf is een zuiver grammaticale uitleg van een contractsbepaling niet zonder meer doorslaggevend. Er zal ook acht moeten worden geslagen op de zin die partijen over en weer redelijkerwijs aan de contractsbepaling mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten toen zij hun overeenkomst sloten.

In 1993 heeft de Hoge Raad in het Gerritsen/HAS-arrest geoordeeld dat de Haviltex-norm niet geschikt is voor de uitleg van een cao, een overeenkomst waaraan (juist) derden belanghebbenden (werknemers) rechten ontlenen.2 Zij zijn niet rechtstreeks betrokken geweest bij de totstandkoming van de overeenkomst. Mitsdien zullen zij – in principe – geen weet hebben van de achterliggende overwegingen en afwegingen van de contractspartijen. Deze partijbedoelingen zouden dan ook niet mogen worden meegewogen bij de uitleg van onduidelijke contractsbepalingen. In plaats daarvan zijn de grammaticale bewoordingen, gelezen in het licht van de gehele tekst van de cao, in beginsel van doorslaggevende betekenis.3 In voorkomend geval dus toch een zuiver grammaticale uitleg.

In 2000 krijgt de Hoge Raad gelegenheid om aanvullend te oordelen. In het Akzo/FNV-arrest bevestigt de Hoge Raad de cao-norm als uitlegmaatstaf bij de interpretatie van een sociaal plan.4 Uit de betreffende uitspraak volgt verder dat kenbaarheid met de partijbedoelingen niet meebrengt dat de Haviltex-norm alsnog moet worden toegepast. Ook indien het geschil speelt tussen de contractspartijen blijft de cao-norm van toepassing. De reden is simpel. Het kan niet zo zijn dat de uitleg van een overeenkomst kan verschillen afhankelijk van de partijen die zijn betrokken in de rechtsprocedure (bijvoorbeeld ‘werkgever versus vakbond’ of ‘werkgever versus werknemer’).

In 2004 wijst de Hoge Raad zijn DSM/Fox-arrest, met daarin de bevestiging dat de cao-norm algemeen van toepassing is op geschriften waarin een overeenkomst of een andere regeling is vastgelegd die naar haar aard bestemd is om de rechtspositie van derden te beïnvloeden, zonder dat die derden invloed hebben op de inhoud of de formulering daarvan, terwijl de onderliggende partijbedoeling voor die derden niet kenbaar is.5 Daarnaast introduceert de Hoge Raad een belangrijke nuance betreffende de relatie tussen de Haviltex-norm en de cao-norm. Tussen beide uitlegmaatstaven bestaat geen tegenstelling maar een vloeiende overgang. Het is een glijdende schaal, waarbij een uitleg naar objectieve maatstaven, een grammaticale interpretatie (richting de cao-norm) aan gewicht wint naarmate de overeenkomst meer is bedoeld om de rechtspositie van derden te beïnvloeden. De cao-norm is zelf ook niet volstrekt beperkt tot een grammaticale uitleg van de contractsbepaling. Met de bedoeling van contractspartijen dient alsnog rekening te worden gehouden, mits deze naar objectieve maatstaven volgt uit de tekst van de overeenkomst en/of eventueel daarbij gevoegde toelichtingen. Geheel begrijpelijk, aangezien in voorkomend geval de partijbedoelingen voor derden kenbaar zijn.

Op basis van de jurisprudentie is de ratio achter de cao-norm duidelijk. Enerzijds speelt de derdenbescherming. Het zou volstrekt onredelijk zal als bijvoorbeeld een werknemer in geschil met zijn werkgever over de uitleg van een ondernemings-cao, wordt geconfronteerd met de niet kenbare bedoelingen die zijn werkgever heeft gehad bij het overeenkomen van de betreffende cao. Anderzijds speelt het element van de rechtszekerheid. De uitleg van een onduidelijke contractsbepaling in een regeling die bedoeld is om de rechtspositie van derden te beïnvloeden, moet uniform zijn.

In de meest voor de hand liggende situaties biedt voornoemde ratio evident de onderbouwing voor het hanteren van een uitleg op basis van objectief kenbare informatie. Veelal gaat het om een variant van een arbeidsgeschil, waarbij de werknemer simpelweg refereert aan de inhoud van een gewraakte contractsbepaling terwijl de werkgever overweegt dat de strekking van de bepaling anders is. In voorkomend geval meen ik het vanzelfsprekend dat de werknemer wordt beschermd tegen het meewegen van niet kenbare informatie. Echter, wat als de bescherming die met de cao-norm geboden wordt geen rol speelt en eerder fout doet dan goed? Dat is de kern van de door de Hoge Raad beoordeelde discussie tussen het voormalige Ossfloor-personeel (de “Achterblijvers”) en Condor.

Zowel in eerste aanleg in 2013 als in hoger beroep in 2015 heeft Condor kunnen profiteren van het feit dat een uitleg conform de cao-norm – een grammaticale uitleg – van het Ossfloor sociaal plan niet meebrengt dat de daarin opgenomen voorzieningen ook gelden voor werknemers die als gevolg van faillissement hun arbeidsrelatie verliezen.6 Het feit dat de contractspartijen bij het sociaal plan anders hebben bedoeld en dat zij één en ander concreet hebben afgestemd tijdens hun onderhandelingen (inclusief Condor als borgtochtsteller voor haar dochter Ossfloor) doet geen afbreuk aan het feit dat ze het niet uitdrukkelijk in het sociaal plan hebben opgenomen. Daarmee is de kous af, althans wat de kantonrechter en het gerechtshof betreft. Niet kenbare partijbedoelingen blijven buiten beschouwing bij toepassing van de cao-norm.

Zelfs de in hoger beroep aangevoerde grief waarmee een beroep wordt gedaan op de redelijkheid en billijkheid, faalt. Het gerechtshof interpreteert de grief als betoog tegen de onaanvaardbaarheid van een situatie waarin de Achterblijvers niet kunnen profiteren van het sociaal plan. Het gerechtshof oordeelt dat slechts in zeer uitzonderlijke gevallen op grond van art. 6:248 BW ingegrepen kan worden in de tussen partijen gemaakte afspraken. Dat bij het faillissement van een onderneming de werknemers ontslagen kunnen worden zonder toekenning van enige ontslagvergoeding, is niet uitzonderlijk, aldus het gerechtshof. Die overweging begrijp ik volkomen. Echter, daarmee sluit het gerechtshof onvoldoende aan op de daadwerkelijke strekking van de grief. Het gaat niet om onaanvaardbaarheid in de context waarbij de Achterblijvers niet in gelijke zin worden behandeld als hun voormalige collega’s die reeds eerder hun arbeidsrelatie hebben verloren bij reorganisatie. Nee, het gaat veeleer om de onrechtvaardige uitkomst van de rigide en begrensde toepassing van de cao-norm als gevolg waarvan Condor profiteert in weerwil van hetgeen zij oorspronkelijk heeft bedoeld terwijl de met de cao-norm beoogde derdenbescherming geen rol speelt voor de Achterblijvers.7 Iedereen die de uitspraak leest, voelt de onrechtvaardigheid en signaleert de onaanvaardbaarheid. Iedereen leest dat Condor ten onrechte aan het langste eind trekt. Juist nu speelt de ratio achter de cao-norm niet. Nee, juist nu zit de ratio in de weg. Toch maakt het gerechtshof geen gebruik van de geboden opening om tot een bevredigende uitspraak te komen.

Ook de Hoge Raad ziet geen aanleiding om uitdrukkelijk een correctie te overwegen op grond van art. 6:248 BW. Het blijkt niet nodig. De Hoge Raad wijst op hetgeen hij heeft geoordeeld in het DSM/Fox-arrest, over de verhouding tussen de Haviltex-norm en de cao-norm. Beide uitlegmaatstaven hebben de gemeenschappelijke grondslag dat bij de uitleg van een schriftelijk contract telkens van beslissende betekenis zijn alle omstandigheden van het concrete geval, gewaardeerd naar hetgeen de maatstaven redelijkheid en billijkheid meebrengen. Een van de cao-norm afwijkende uitleg is dus denkbaar voor de onderhavige situatie. Het gerechtshof heeft miskend dat de feiten en omstandigheden van het geval meebrengen dat bij uitleg van het sociaal plan mede betekenis toekomt aan de voor derden niet kenbare bedoelingen van de opstellers van het sociaal plan. Daarbij gaat het onder meer om de garantstelling van Condor voor het nakomen van de verplichtingen uit het sociaal plan; de lange looptijd van het sociaal plan (tot ver na de reorganisatie); de gang van zaken tijdens de onderhandelingen tussen de contractspartijen bij het sociaal plan en de instemming van de ondernemingsraad met de reorganisatie, waarbij hij is uitgegaan van de informatie dat het sociaal plan ook bij faillissement zou worden gehanteerd voor de Achterblijvers.

De Hoge Raad oordeelt dat de (rigide en begrensde) toepassing van de cao-norm in onderhavig geval niet gerechtvaardigd is in het licht van de ratio voor de norm. Er is geen plek voor de gedachte dat de Achterblijvers in bescherming moeten worden genomen tegen een door Condor gehanteerde uitleg, door niet objectief kenbare partijbedoelingen (die juist in het belang van de Achterblijvers zijn) buiten beschouwing te laten. De enige partij die daarbij gebaat is, is Condor. Het beschermingselement van de cao-norm is uiteraard niet – juist niet – bedoeld om tot profijt van een contractspartij te dienen. Ook het andere element van de ratio achter de cao-norm, het nastreven van rechtszekerheid door middel van een eenvormige uitleg, is in onderhavige geval niet in geding. Ossfloor is inmiddels failliet en alle Achterblijvers procederen (samen met FNV) tegen Condor. Iedere tekstinterpretatie, ongeacht haar inhoud, zal derhalve van uniforme toepassing zijn.

De Hoge Raad heeft met zijn arrest geen nieuwe uitleg gegeven aan de cao-norm waarmee wordt afgeweken van de (voorheen) heersende leer. Veeleer is thans een concrete casus gekwalificeerd als voorbeeld van een situatie waarin de omstandigheden van het geval beslissend zijn – conform het DSM/Fox-arrest – voor het afwijken van de norm. In de praktijk zal de cao-norm overwegend van toepassing blijven op contractsbepalingen die naar hun aard bestemd zijn de rechtspositie van derden te beïnvloeden. Het zal niet zo zijn dat de interpretatie van ieder willekeurig sociaal plan vanaf heden gelegenheid en aanleiding biedt voor afwijking. Echter, als de aanspraak van de derde is gericht tegen een contractspartij, het in belang van betreffende derde is om niet kenbare partijbedoelingen mee te wegen en de belangen van overige derden partijen eenvormig blijven behartigd althans niet worden benadeeld, dan is er geen reden om gedwongen ‘loyaal’ te blijven aan de cao-norm vanwege de daarmee gediende derdenbescherming en rechtszekerheid. In voorkomend geval spelen beide elementen geen rol.

Al met al een wat mij betreft bevredigende uitkomst, zij het onder het voorbehoud dat het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch op basis van de verwijzing van de Hoge Raad (en de instructies in zijn arrest) tot een uitspraak komt die beter recht doet aan de situatie.

I.D. Hoekerd, Baker & McKenzie Amsterdam N.V.

Voetnoten

1
HR 13 maart 1981, NJ 1981/635.
2
HR 17 september 1993, NJ 1994/173.
3
Zie ook HR 31 mei 2002, NJ 2003/110, en HR 28 juni 2002, NJ 2003/111.
4
HR 28 mei 2000, NJ 2000/473.
5
HR 20 februari 2004, NJ 2005/493.
6
Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle 8 mei 2013, ECLI:NL:RBOVE:2013:2330; Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 17 maart 2015, ECLI:NL:GHARL:2015:1933.
7
Zie ook overweging 3.33 e.v. van de conclusie van A-G Timmerman, ECLI:NL:PHR:2016:923.
Instantie Hoge Raad
Datum uitspraak25-11-2016
PublicatieJIN 2017/2 (Sdu Jurisprudentie in Nederland), aflevering 1, 2017
Annotator
  • I.D. Hoekerd
ECLIECLI:NL:HR:2016:2687
Zaaknummer15/03022
Overige publicaties
  • ECLI:NL:HR:2016:2687
  • JAR 2016/303 met annotatie van mr. dr. R.L. van Heusden
  • JAR 2016/303 met annotatie van mr. dr. R.L. van Heusden
  • AR-Updates.nl 2016-1356 met annotatie van L.C.J. Sprengers
  • TvPP 2017, afl. 1, p. 34
  • JWB 2016/427
  • AR 2016/3492
  • RvdW 2016/1206
  • NJB 2016/2227
  • RCR 2017/10
  • TRA 2017/17
  • RAR 2017/38
  • AR 2017/781
  • AR 2017/908
  • NJ 2017/114
RechtsgebiedArbeidsrecht
Rubriek Arbeidsrecht
Rechters
  • mr. Numann
  • mr. Streefkerk
  • mr. Heisterkamp
  • mr. Snijders
  • mr. Polak
Partijen 1. [eiser 1],
wonende te [woonplaats],
2. [eiser 2],
wonende te [woonplaats],
3. [eiser 3],
wonende te [woonplaats],
4. [eiser 4],
wonende te [woonplaats],
5. [eiser 5],
wonende te [woonplaats],
6. [eiser 6],
wonende te [woonplaats],
7. [eiser 7],
wonende te [woonplaats],
8. [eiser 8],
wonende te [woonplaats],
9. [eiser 9],
wonende te [woonplaats],
10. [eiser 10],
wonende te [woonplaats],
11. [eiser 10],
wonende te [woonplaats],
12. de gezamenlijke erfgenamen van [betrokkene 1],
wonende te [woonplaats],
13. [eiser 13],
wonende te [woonplaats],
14. [eiser 14],
wonende te [woonplaats],
15. [eiser 15],
wonende te [woonplaats],
16. [eiser 16],
wonende te [woonplaats],
17. [eiser 17],
wonende te [woonplaats],
18. [eiser 18],
wonende te [woonplaats],
19. [eiser 19],
wonende te [woonplaats],
20. [eiser 20],
wonende te [woonplaats],
21. [eiser 21],
wonende te [woonplaats],
22. [eiser 22],
wonende te [woonplaats],
23. [eiser 23],
wonende te [woonplaats],
24. [eiser 24],
wonende te [woonplaats],
25. [eiser 25],
wonende te [woonplaats],
26. [eiser 26],
wonende te [woonplaats],
27. [eiser 27],
wonende te [woonplaats],
28. [eiser 28],
wonende te [woonplaats],
29. [eiser 29],
wonende te [woonplaats],
30. [eiser 30],
wonende te [woonplaats],
31. [eiseres 31],
wonende te [woonplaats],
32. [eiser 32],
wonende te [woonplaats],
33. [eiser 33],
wonende te [woonplaats],
34. [eiser 34],
wonende te [woonplaats],
35. de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid Federatie Nederlandse Vakbeweging,
gevestigd te Amsterdam,
eisers tot cassatie,
tegen
Condor Constructions B.V.,
gevestigd te Hasselt, gemeente Zwartewaterland,
verweerster in cassatie,
advocaat: mr. R.P.J.L. Tjittes.
 
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als FNV c.s. en Condor.
Regelgeving
  • WCAO