Kasgeld- en holdingconstructie
Met een resolutie van 23 februari 1993 heeft de staatssecretaris het beleid bij bestrijding van constructies met kasgeld- en holdingvennootschappen (resolutie 13 juni 1991, FBN 1991, nr 111) aangepast. Er wordt ingegaan op een aantal constructies die moeten worden bestreden met een beroep op wetsontduiking. Enkele van deze constructies worden met name genoemd.
1. Ter vermindering van de opbrengst van de aandelen vindt herkapitalisatie plaats (artikel 58 Wet IB) vóór de verkoop van de aandelen in de kasgeld-BV. De verhoging van het gemiddeld op de aandelen gestort kapitaal moet in zo'n geval worden genegeerd indien het samenstel van rechtshandelingen daartoe aanleiding geeft en er geen enkel zakelijk belang mee is gediend. Dit leidt tot hogere inkomsten uit vermogen bij de verkoop van de aandelen. In een dergelijk geval mag de verschuldigde inkomstenbelasting wegens inkomsten uit vermogen worden verminderd met de verschuldigde belasting ter zake van de herkapitalisatie.
2. Een gefacilieerde aandelenfusie of juridische fusie wordt niet toegestaan indien daarbij een kasgeld-BV is betrokken. Grensoverschrijdende fusie hieronder begrepen.
3. Verkoop van een substantieel pakket, al dan niet ter beurze genoteerde aandelen of certificaten van aandelen, anders dan ten titel van storting van aandelenkapitaal, aan een door de aandeelhouder beheerste vennootschap. Op deze wijze wordt de dividendstroom die eerst in privé werd genoten, omgezet in onbelaste aflossingen van een schuld. Omdat dit meestal wordt gedaan ter verijdeling van belastingheffing over de dividenden, dient hierop het holdingbeleid te worden toegepast.
Deze situatie kan zich ook voordoen indien de aandelen kort daarvoor van een derde zijn verkregen, alvorens ze worden doorverkocht aan de beheerste vennootschap…