Minder boete door undue delay
Als er een geschil tussen de Belastingdienst en een belastingplichtige (of inhoudingsplichtige) ontstaat, moet de Belastingdienst op basis van het Europese Verdrag van de Rechten van de Mens er voor zorgen dat dit geschil binnen een redelijke termijn wordt afgehandeld. Wat deze redelijke termijn precies inhoudt, kan per geval verschillen. Vaak is het de belastingrechter die vaststelt dat de inspecteur de redelijke termijn heeft overschreden. Er is dan sprake van onnodige vertraging, ook wel undue delay genoemd. Undue delay is vaak al voldoende reden voor de rechter om de burger (gedeeltelijk) in het gelijk te stellen. Heeft bijvoorbeeld de fiscus de belastingplichtige een boete opgelegd, dan zal de belastingrechter bij undue delay deze boete matigen, zelfs als de belastingplichtige op alle andere punten in het ongelijk wordt gesteld. Volgens de Hoge Raad is de belastingrechter in een dergelijke situatie zelfs vrijwel verplicht de boete te matigen. Deze stelling komt uit een recent arrest waarin een bv bij het hof beroep had aangetekend tegen onder andere een boetebeschikking. Hoewel het hof constateerde dat er sprake was van undue delay door de inspecteur, werd de boete niet verminderd. De boete was volgens het hof namelijk zo laag, dat daarmee al rekening was gehouden met het trage handelen van de fiscus. De bv ging hierop met succes in cassatie. De Hoge Raad oordeelde dat bij undue delay de rechter een boetematiging niet achterwege kan laten omdat hij de boete al passend vindt. De Hoge Raad verminderde de boete daarom zelf.
Bron: HR 05-12-2008, nr. 43 219
Remco Latour