Naar de inhoud

Progressief oplopend tarief hondenbelasting is niet onredelijk of willekeurig

Samenvatting

In de gemeente Heerlen bedraagt de belasting in het jaar 2013 voor een eerste hond € 72,36 en voor een tweede hond € 207,36. Belanghebbende is houder van twee honden. In geschil is of met de onderhavige progressieve tariefstelling van de hondenbelasting voor een tweede hond sprake is van een onredelijke of willekeurige heffing die de wetgever niet voor ogen kan hebben gehad. Het hof oordeelt dat dit niet het geval is. De mate waarin het onderhavige tarief progressief is – in dit geval ongeveer 285% van het tarief voor het houden van een eerste hond – noopt het hof niet tot het oordeel dat dit tarief in strijd is met enig algemeen rechtsbeginsel of dat de gemeenteraad bij de vaststelling van dat tarief getreden is buiten de grenzen van de vrijheid die de Gemeentewet aan de gemeenteraad biedt (vgl. HR 9 februari 2007, nr. 40.643, NTFR 2007/403). De tariefstelling voor een tweede hond van € 207,36 is volgens het hof niet onredelijk of willekeurig te noemen, maar valt binnen de aan de gemeenteraad toekomende regelgevende vrijheid.

(Hoger beroep ongegrond.)

Commentaar

In het specifieke geval van de hondenbelasting heeft de wetgever bewust gestuurd op het mogelijk maken van een progressieve tariefstelling door het opnemen van art. 226, lid 3, Gem.w. Op basis van dit artikel is een door de heffingsambtenaar aan te wijzen lid van het huishouden tevens belastingplichtig voor de door de overige leden gehouden honden. Anders zou in geval van een progressieve tariefstelling immers ieder lid van het huishouden zijn of haar eigen hond ‘houden’. In de onderhavige…