Naar de inhoud

Sign. - Deurmat-arrest (Hoge Raad 3 oktober 2014, ECLI:NL:HR:2014:2895)

Na een bedrijfsongeval met letsel aan zijn voet tot gevolg valt een werknemer na een werkdag over een deurmat thuis. Hierdoor loopt hij knieletsel op. Het hof stelt vast dat er een condicio sine que non-verband moet worden aanvaard tussen de gevolgen van het bedrijfsongeval op 10 mei 2006 en de struikelpartij over de betreffende mat. Desondanks oordeelt het hof dat dit knieletsel niet kan worden toegerekend aan de voor het bedrijfsongeval aansprakelijke werkgever. Ten aanzien van de toerekening op grond van artikel 6:98 BW overweegt de Hoge Raad dat: “Nadat het hof in rov. 4.9.1-4.9.2 had vastgesteld dat het vereiste condicio sine qua non-verband bestaat tussen het bedrijfsongeval op 10 mei 2006 en het knieletsel dat [eiser] heeft opgelopen, heeft het in rov. 4.9.3 op de voet van art. 6:98 BW beoordeeld of de schade in zodanig verband staat met de gebeurtenis waarop de aansprakelijkheid van de schuldenaar berust, dat zij hem, mede gezien de aard van de aansprakelijkheid en van de schade, als een gevolg van deze gebeurtenis kan worden toegerekend. Daarbij heeft het hof niet miskend dat bij dit onderzoek alle omstandigheden van het geval moeten worden betrokken, waaronder – zoals art. 6:98 BW bepaalt – de aard van de aansprakelijkheid en van de schade.

Tot de in dit verband relevante omstandigheden kunnen ook behoren de door het hof in rov. 4.9.3, onder A en C, genoemde gezichtspunten of een bepaald schadelijk gevolg in (zeer) ver verwijderd verband staat tot de…