Sign. - HvJEG geeft antwoord op prejudiciële vragen in zaak German Graphics
German Graphics had onder eigendomsvoorbehoud een aantal machines aan Holland Binding verkocht. Holland Binding ging in november 2006 failliet. In december 2006 wees het Landgericht Braunschweig te Duitsland een verzoek van German Graphics toe, strekkende tot het treffen van bewarende maatregelen met betrekking van een aantal machines dat zich bij Holland Binding in Nederland bevond. Het verzoek berustte op het eigendomsvoorbehoud. De voorzieningenrechter in Utrecht verklaarde de beschikking van het Landgericht uitvoerbaar. De curator heeft beroep tegen deze beslissing ingesteld, waarna de beschikking werd ingetrokken. German Graphics heeft op haar beurt cassatieberoep ingesteld. Bij arrest van 20 juni 2008 (LJN BD0138) heeft de Hoge Raad aan het hof de volgende prejudiciële vragen gesteld.
Wat betreft de eerste vraag wenst de Hoge Raad volgens het hof in wezen te vernemen of de met tenuitvoerlegging belaste rechter, alvorens te kunnen concluderen tot erkenning overeenkomstig de EEX-Verordening van een beslissing in de zin van art. 25 lid 2 IVO, moet nagaan of de beslissing binnen de werkingssfeer van de EEX-Verordening valt. Het gaat in het tweede lid van art. 25 IVO met name om de erkenning en het executoire karakter van andere beslissingen dan die welke rechtsreeks betrekking hebben op de opening van de insolventieprocedure. Deze beslissingen vallen niet binnen de werkingssfeer van de IVO. Het is verder ook niet uitgesloten dat een aantal van die beslissingen buiten de werkingssfeer van de EEX-Verordening valt. In dat geval kan deze verordening ook niet worden toegepast. De met tenuitvoerlegging belaste rechter moet dus eerst nagaan of de beslissing onder de werkingssfeer van de EEX-Verordening valt.
De tweede en derde vraag…