Naar de inhoud

Sign. - HvJEU verduidelijkt onderscheid strekkingsbeding en gevolg beperking in arrest Maxima Latvija (HvJEU 26 november 2015, Maxima Latvija (C-345/14))

In deze zaak beantwoordt het HvJEU een prejudiciële vraag van de Letse rechter in die zin dat een non-concurrentiebeding in een huurovereenkomst geen strekkingsbeding is, maar een beding waarvan de gevolgen op de referentiemarkten moeten worden onderzocht.

Maxima Latvija is een Letse onderneming die supermarkten exploiteert en met winkelcentra in Letland een reeks huurovereenkomsten heeft gesloten voor de huur van winkelruimte in die centra. Twaalf van die overeenkomsten bevatten een beding dat Maxima Latvija, als ankerhuurder, het recht geeft in te stemmen met c.q. zich te verzetten tegen de verhuur, door de verhuurder, aan derden van niet aan Maxima Latvija verhuurde winkelruimte.

Het HvJEU stelt allereerst vast dat Maxima Latvija en de winkelcentra waarmee zij de overeenkomsten heeft gesloten, geen concurrenten van elkaar zijn. Hoewel een dergelijke omstandigheid niet belet dat een overeenkomst een mededingingsbeperkende ‘strekking’ heeft, stelt het vast dat deze huurovereenkomsten niet naar hun aard schadelijk zijn voor de goede werking van de mededinging.

Vervolgens zet het HvJEU uiteen in welke omstandigheden huurovereenkomsten als in het hoofdgeding aan de orde ‘tot gevolg’ hebben dat de mededinging wordt beperkt.

In de eerste plaats moet rekening worden gehouden met alle elementen die bepalend zijn voor de toegang tot de referentiemarkt, teneinde na te gaan of er daadwerkelijke en concrete mogelijkheden zijn voor een concurrent om zich te vestigen in de afzetgebieden waar de winkelcentra zich bevinden. Hiervoor moet met name rekening worden gehouden met de beschikbaarheid van en de toegang tot commercieel onroerend goed in de betrokken afzetgebieden, alsook met het bestaan van economische, administratieve of regelgevende barrières die in de weg staan aan de komst van nieuwe concurrenten…