Naar de inhoud

Sign. - Ingangsdatum gebruiksvergoeding (Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 1 oktober 2015, ECLI:NL:GHARL:2015:7374)

M en V zijn een geregistreerd partnerschap met elkaar aangegaan. In het kader van hun voorgenomen scheiding wordt op 17 februari 2014 wordt, bij wijze van voorlopige voorziening, bepaald dat V in de gemeenschappelijke woning mag blijven wonen. Op 10 december 2014 spreekt de rechtbank de ontbinding van het geregistreerd partnerschap uit en bepaalt dat V gedurende zes maanden het recht heeft om in de gezamenlijke woning te blijven wonen, tegen een gebruiksvergoeding van € 39 per maand. De gebruiksvergoeding dient zij te betalen met ingang van de datum van inschrijving van de beschikking ontbinding van het geregistreerd partnerschap. Dat laatste gebeurt op 31 maart 2015. M gaat in hoger beroep.

M richt zich tegen het oordeel van de rechtbank dat er slechts reden is voor het toekennen van een gebruiksvergoeding vanaf de datum van inschrijving van de beschikking ontbinding geregistreerd partnerschap. Volgens M kon van V – op grond van artikel 3:169 (jo. 3:189 lid 2 BW – een gebruiksvergoeding worden gevraagd vanaf primair de datum van de beschikking voorlopige voorzieningen (17 februari 2014) en subsidiair vanaf 10 december 2014 (de datum van de beschikking van de rechtbank).

Het hof is van oordeel dat ook in een geval als het onderhavige, waarin V in het kader van voorlopige voorzieningen het exclusief gebruik van de gemeenschappelijke woning ten behoeve van haar en de kinderen toegewezen heeft gekregen, van V een gebruiksvergoeding kan worden gevraagd voor de periode tot aan inschrijving van de beschikking ontbinding geregistreerd partnerschap.

M heeft er in beginsel recht op schadeloos te worden gesteld voor het feit dat hij verstoken blijft van het gebruik en het genot van de…