Naar de inhoud

Sign. - Kort geding, concurrentiebeding en relatiebeding, ‘zwaarder drukken’, overgang onderneming, fusie (Hof ’s-Hertogenbosch 8 december 2015, ECLI:NL:GHSHE:2015:5158)

Werknemer is op 1 november 2006 in dienst getreden bij Rabobank (vestigingsplaats 4) in de functie van ‘Specialist Verzekeren B’. In de arbeidsovereenkomst is een concurrentiebeding overeengekomen. Per 1 september 2011 is werknemer op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd in dienst getreden bij Rabobank (vestigingsplaats 2) in de functie van ‘Specialist Verzekeren Acquisitie’. In de arbeidsovereenkomst is onder meer een concurrentie- en relatiebeding opgenomen. Werknemer heeft zijn arbeidsovereenkomst op 18 november 2014 opgezegd. Door een fusie tussen Rabobank (vestigingsplaats 4) en Rabobank (vestigingsplaats 2), die heeft plaatsgevonden op 1 december 2014, is de juridische entiteit Rabobank (vestigingsplaats 3) tot stand gekomen, verder aan te duiden als ‘Rabobank’. Het dienstverband tussen partijen is geëindigd op 1 januari 2015. Per gelijke datum is werknemer bij verzekeringsmaatschappij Aon in dienst getreden, waarmee Rabobank heeft ingestemd. Werknemer heeft na 1 januari 2015 contact gehad met relaties van de voormalige Rabobank te vestigingsplaats 4. Rabobank stelt dat sprake is van overtreding van de het concurrentie- en relatiebeding en vordert dat de werknemer zich onthoudt van inbreuken op het concurrentie- en relatiebeding op straffe van een dwangsom.

De kantonrechter heeft – als voorzieningenrechter – bij het vonnis van 23 juli 2015 deze vorderingen afgewezen. Daartoe heeft de kantonrechter kort gezegd overwogen dat het beroep van Rabobank op het concurrentie- en relatiebeding in het onderhavige geval naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar moet worden geacht.

Rabobank is van dat vonnis in hoger beroep gekomen. Volgens Rabobank is het laatstelijk overeengekomen concurrentie- en relatiebeding met de voormalige Rabobank (vestigingsplaats 2), van rechtswege overgegaan op…