Naar de inhoud

Sign. - Normale uitoefening van het bedrijf – herstructurering

(Hof 's-Gravenhage 6 oktober 2009, «JOR» 2010/168)
Voor het aannemen van een uitzondering op het toestemmingsvereiste van art. 1:88 lid 5 BW, zal moeten worden vastgesteld of de rechtshandeling waarvoor de zekerheid wordt verstrekt, behoort tot de normale bedrijfsuitoefening van de vennootschap voor wier verplichtingen door de borgstelling zekerheid is gegeven. Daarvan is, zo blijkt uit HR 8 juli 2005 («JOR» 2005/233 (Rabobank/Verhees)), geen sprake in een situatie waarin een rekening-courantkrediet van de vennootschap aanzienlijk was gestegen zonder dat daar volgens de bank nog voldoende zekerheid tegenover stond en waarin bijzondere maatregelen nodig waren om de vennootschap weer een gezonde grondslag te geven voor de voortzetting van de bedrijfsuitoefening, in welk kader vervolgens het rekening-courantkrediet werd omgezet in een geldlening onder borgtocht. Het voorgaande is niet anders, zo blijkt uit het arrest, als de betreffende kredietovereenkomst bepaalt dat het krediet uitsluitend mag worden aangewend voor de financiering van de bedrijfsuitoefening van de vennootschap, aangezien de beoordeling zich niet richt op de aanwending van het krediet, maar op de rechtshandeling waarvoor de borgstelling is geschied. Geïntimeerde heeft in dit verband gesteld dat de verhoging van het krediet in april 2002 zijn oorzaak vond in een herstructurering van het bedrijf en de daarmee verband houdende kosten en dat een dergelijke herstructurering niet kan worden aangemerkt als een normale bedrijfsuitoefening van Pits BV. In het licht van de stellingen van geïntimeerde had het op de weg gelegen van de bank, die zich immers beroept op de uitzondering als vermeld in art. 1:88 lid 5 BW, om gemotiveerd…